16.15 "Signalrelais 1 en 2"
(Relaisuitgangen)
Pompuitvoering
TPE3, TPE3 D
TPE2, TPE2 D
Functie
Relaisuitgang 1
Relaisuitgang 2
*
Zie paragraaf
8.5.1 Aansluitklemmen, geavan-
ceerde functionele module, FM
De pomp bevat twee signaalrelais voor potentiaal-
vrije signalering. Voor meer informatie, zie paragraaf
21.
Signaalrelais.
Functie
U kunt de signaalrelais configureren om geactiveerd
te worden door één van de volgende gebeurtenissen:
•
Niet actief.
•
Gereed
De pomp kan draaien of is gereed om te draaien
en er zijn geen alarmen aanwezig.
•
Alarm
Er is een actief alarm en de pomp is uitgescha-
keld.
•
"Bedrijf" (Bedrijf)
"Bedrijf" is gelijk aan "Actief", maar de pomp is
nog steeds in werking bij uitschakeling vanwege
een waarschuwing.
•
"Actief" (Pomp draait)
•
Waarschuwing
Er is een actieve waarschuwing.
•
"Digitale ingang 1, status"
Volgt digitale ingang 1. Als digitale ingang 1 wordt
geactiveerd, wordt de uitgang ook geactiveerd.
•
Digitale ingang 2, status
Volgt digitale ingang 2. Als digitale ingang 2 wordt
geactiveerd, wordt de uitgang ook geactiveerd.
•
Digitale ingang 3, status
Volgt digitale ingang 3. Als digitale ingang 3 wordt
geactiveerd, wordt de uitgang ook geactiveerd.
•
Digitale ingang 4, status
Volgt digitale ingang 4. Als digitale ingang 4 wordt
geactiveerd, wordt de uitgang ook geactiveerd.
•
Lim. 1 overschr.
Wanneer de functie Lim. 1 overschr. is ingescha-
keld, wordt het signaalrelais geactiveerd. Zie para-
graaf
16.22 Limiet overschreden
•
Lim. 2 overschr.
Wanneer de functie Lim. 2 overschr. is ingescha-
keld, wordt het signaalrelais geactiveerd. ZIe
paragraaf
16.22 Limiet overschreden
•
Smeer opnieuw
•
Externe ventilatorregeling (Besturing van externe
vent.).
Als u "Externe ventilatorregeling" selecteert,
"Signaalrelais 1 en 2"
●
●
Klem*
NC, C1, NO
NC, C2, NO
300.
functie.
functie.
wordt het relais geactiveerd als de interne tempe-
ratuur van de motorelektronica een vooraf inge-
stelde limietwaarde bereikt.
Fabrieksinstelling
Zie paragraaf
34.
Fabrieksinstellingen.
16.16 Analoge uitgang
Pompuitvoering
TPE3, TPE3 D
TPE2, TPE2 D
Functie
Analoge uitgang
*
Zie paragraaf
8.5.1 Aansluitklemmen, geavan-
ceerde functionele module, FM
De analoge uitgang maakt de overdracht van bepa-
lende besturingsgegevens naar externe regelsyste-
men mogelijk.
U kunt de analoge uitgang instellen door de onder-
staande instellingen uit te voeren.
Uitgangssignaal
•
0-10 V
•
0-20 mA
•
4-20 mA.
Functie van analoge uitgang
•
Actuele toerental
Signaalbereik
[V, mA]
0
0-10 V
0 V
0-20 mA
0 mA
4-20 mA
4 mA
De waarde is een percentage van het nominale toe-
rental.
•
Actuele waarde
Signaalbereik
[V, mA]
Sensor
0-10 V
0-20 mA
0 mA
4-20 mA
4 mA
De waarde is een percentage van het bereik tussen
sensor
en sensor
.
min
max
Analoge uitgang
●
●
Klem*
12
300.
Actuele toerental
[%]
100
200
5 V
10 V
10 mA
20 mA
12 mA
20 mA
Actuele waarde
Sensor
min
max
0 V
10 V
20 mA
20 mA
49