9.4 Aanloop asafdichting
De afdichtingsvlakken worden gesmeerd met de ver-
pompte vloeistof, en dit betekent dat een bepaalde
lekkage vanuit de asafdichting kan komen.
Wanneer de pomp voor de eerste keer wordt inge-
schakeld, of wanneer een nieuwe asafdichting is
geïnstalleerd, dan is een bepaalde aanloopperiode
nodig voordat de lekkage is gereduceerd tot een
aanvaardbaar niveau. De benodigde tijd hiervoor
hangt af van de bedrijfscondities, d.w.z. elke keer dat
de bedrijfscondities veranderen wordt in principe een
nieuwe aanloopperiode geïnitieerd.
Onder normale omstandigheden verdampt de lek-
kende vloeistof. Het gevolg hiervan is dat er geen
lekkage gedetecteerd wordt.
Maar vloeistoffen zoals petroleum verdampen niet.
De lekkage kan daarom worden gezien als een sto-
ring in de asafdichting.
10. Bedrijfscondities
10.1 Maximaal aantal in- en
uitschakelingen
Het aantal in- en uitschakelingen via de voeding mag
niet meer dan vier per uur bedragen.
Wanneer de pomp via de voeding wordt ingescha-
keld, dan zal deze na ca. 5 seconden starten.
Als een hoger aantal in- en uitschakelingen gewenst
is, gebruikt u de externe start/stop-ingang bij het in-
of uitschakelen van de pomp.
Wanneer de pomp via een externe aan/uit-schake-
laar wordt ingeschakeld, start deze meteen.
10.2 Afwisselend bedrijf van
dubbelpompen
Bij dubbelpompen dienen de bedrijfs- en reserve-
pomp regelmatig te worden afgewisseld, bijvoor-
beeld eenmaal per week, voor een gelijkmatige ver-
deling van het aantal bedrijfsuren over beide
pompen. De pompen wisselen automatisch. ZIe
paragraaf
16.49 "Multipomp instelling" (Multipomp
instelling).
Als dubbelpompen worden gebruikt voor het verpom-
pen van warm huishoudelijk water, moeten de
bedrijfs- en reservepomp regelmatig worden afge-
wisseld, bijvoorbeeld eenmaal per dag, om blokke-
ring van de reservepomp ten gevolge van bezinkse-
len (zoals kalkafzettingen) te vermijden. De pompen
wisselen automatisch. Zie paragraaf
16.49 "Multipomp instelling" (Multipomp
Als dubbelpompen worden afgewisseld
met een externe regelaar, wordt aanbevo-
len de pompen minimaal elke 24 uur af te
wisselen om vastlopen van de asafdichtin-
gen te voorkomen.
20
10.3 Vloeistoftemperatuur
-25 °C tot +120 °C.
De maximale vloeistoftemperatuur hangt af van het
type asafdichting en het pomptype.
Afhankelijk van de gietijzeren uitvoering en de pomp-
toepassing kan de maximale vloeistoftemperatuur
beperkt worden door plaatselijke wet- en regelge-
ving.
De maximale vloeistoftemperatuur is aangegeven op
het typeplaatje.
10.4 Omgevingstemperatuur
10.4.1 Omgevingstemperatuur tijdens opslag en
transport
Minimum: -30 °C.
Maximum: 60 °C.
10.4.2 Omgevingstemperatuur tijdens bedrijf
Minimum
Maximum
De motor kan werken met het nominale uitgangsver-
mogen, P2, bij 50 °C, maar continu bedrijf bij hogere
temperaturen zal de verwachte levensduur vermin-
deren. Als de motor moet werken bij een omgevings-
temperatuur tussen 50 en 60 °C, moet een grotere
motor worden gekozen. Neem contact op met
Grundfos voor meer informatie.
10.5 Bedrijfsdruk of testdruk
De druktest is uitgevoerd met water met anti-corro-
sieve toevoegingen bij een temperatuur van 20 °C.
Druktrap
PN 6
PN 6 / PN 10
PN 16
instelling).
Als de pomp wordt gebruikt voor vloeistof-
fen met een hoge temperatuur, kan de
levensduur van de asafdichting en de
ingebouwde Grundfos sensor afnemen.
3 x 200-240 V
-20 °C
40 °C
Bedrijfsdruk
[bar]
[MPa]
6
0,6
10
1,0
16
1,6
3 x 380-500 V
-20 °C
50 °C
Testdruk
[bar]
[MPa]
10
1,0
15
1,5
24
2,4