10.6 Inlaatdruk
Teneinde een optimale en stille werking van de pomp
te waarborgen, moeten de inlaatdruk en de systeem-
druk correct worden afgesteld. Zie de tabel op
pagina 88.
Voor de berekening van de specifieke voordruk
neemt u contact op met Grundfos of raadpleegt u het
boekje voor de TP, TPD, TPE, TPED, TPE2, TPE2
D, TPE3 en TPE3 D in het Grundfos Product Center
(https://product-selection.grundfos.com/).
10.7 Elektrische gegevens
Zie paragrafen
30. Technische gegevens, eenfase
motoren
en
31. Technische gegevens, driefasen
motoren.
Voor specifieke motorgegevens raadpleegt u het
typeplaatje van de motor.
10.8 Geluidsbelasting
Zie paragraaf
33.2
Geluidsbelasting.
10.9 Milieu
Niet-agressieve en niet-explosief atmosfeer.
10.10 Installatiehoogte
De installatiehoogte is de hoogte boven zeeniveau
van de plek waar de opstelling staat.
Motoren die tot 1000 meter boven zeeniveau opge-
steld staan, kunnen 100 % belast worden.
De motoren kunnen tot op 3500 meter boven zeeni-
veau worden opgesteld.
Motoren die meer dan 1000 meter boven
zeeniveau opgesteld staan mogen niet vol-
ledig belast worden vanwege de lagere
dichtheid en het daaraan verbonden
lagere koeleffect van de lucht.
P2 [%]
100
90
80
70
60
0
500 1000 1500 2000 2500 3000 3500
Afb. 24 Motorvermogen in relatie tot hoogte
Teneinde de galvanische isolatie te behouden en
correcte scheidingsafstanden te waarborgen con-
form EN 60664-1:2007, moet u de voedingsspanning
aanpassen aan de hoogte:
Voedingsspanning [V]
Y
500
480
460
440
420
400
380
Afb. 25 Voedingsspanning voor driefasen motor
Voedingsspanning [V]
250
240
230
220
210
200
0
Afb. 26 Voedingsspanning voor eenfasen motor
10.11 Luchtvochtigheid
Maximale luchtvochtigheid: 95 %.
Als de luchtvochtigheid voortdurend hoog is en
boven 85 % ligt, dienen de aftaptules in de flens aan
de aandrijfzijde open te zijn.
Zie paragraaf
10.12 Motorkoeling
Neem het volgende in acht om een goede koeling
van de motor en de elektronica te garanderen:
•
Installeer de motor op een zodanige wijze dat
voldoende koeling wordt gegarandeerd. Zie para-
graaf
•
De temperatuur van de koellucht mag niet hoger
zijn dan 50 °C.
•
Houd de koelribben en de ventilatorbladen
schoon.
Hoogte [m]
500
1500
2500
in relatie tot hoogte
500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000
in relatie tot hoogte
7. Mechanische
installatie.
7.8
Motorkoeling.
3500
X
Hoogte [m]
Hoogte [m]
21