Druk terwijl de auto stilstaat kort op
Q om het naasthogere dorpelni‐
veau te selecteren.
Druk kort op R om het naastlagere
dorpelniveau te selecteren.
Houd Q of R ingedrukt om
respectievelijk het hoogste of laagste
dorpelniveau te selecteren.
Het huidige dorpelniveau verschijnt
op het Driver Information Center. De
led in de betreffende knop brandt na
elke keer indrukken.
Voorzichtig
Zorg bij het verstellen van de
hoogte van de wielophanging voor
voldoende rijhoogte en dat er
geen obstakels zijn.
Deactiveren/weer activeren
Houd Q en R tegelijkertijd inge‐
drukt om het systeem te deactiveren
of weer te activeren. Het deactiveren
wordt bevestigd door het oplichten
van de leds in beide knoppen.
Als de snelheid van de auto hoger
wordt dan 5 km/u, wordt het systeem
automatisch weer geactiveerd.
Automatisch verstellen
Als de snelheid van de auto hoger
wordt dan 20 km/u, wordt het normale
dorpelniveau 0 automatisch door het
systeem ingesteld.
Storing
Als er een storing wordt gedetec‐
teerd, licht S op.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Rijden en bediening
Uitlaatgassen
9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij
inademen levensgevaarlijk kan
zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de
passagiersruimte dringen, de
ruiten openen. Oorzaak van de
storing door een werkplaats laten
verhelpen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte
binnen kunnen dringen.
Uitlaatfilter
Automatische regeneratie
Het uitlaatfilter verwijdert roetdeeltjes
uit de uitlaatgassen.
97