Grootlicht
Trek om te wisselen tussen dim- en
grootlicht de hendel tot voorbij het
weerstandspunt.
Grootlichtassistentie
Het systeem schakelt over van
dimlicht op grootlicht en vice versa
om verblinding te voorkomen. De
grootlichtassistentie blijft geactiveerd
en schakelt het grootlicht aan en uit
afhankelijk van de situatie.
Het systeem schakelt automatisch
terug op dimlicht wanneer
● een sensor de lichten van voor-
of tegenliggers detecteert.
● in stadsverkeer wordt gereden.
● de snelheid lager dan 15 km/u is.
● het mistig is of sneeuwt.
● mistlampen voor of achter inge‐
schakeld zijn.
Als er geen beperkingen worden
herkend en de auto sneller dan
40 km/u rijdt, schakelt het systeem
het grootlicht weer in.
Grootlichtassistentie inschakelen
Verlichting
Druk op de knop MODE en selecteer
de vereiste instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 66.
Driver Information Center 3 61.
Inschakelen
Draai het stelwiel in de stand 2.
U schakelt de grootlichtassistentie in
door de richtingaanwijzerhendel tot
voorbij het weerstandspunt te trek‐
ken.
Het groene controlelampje 2 brandt
ononderbroken wanneer de assisten‐
tie actief is; het blauwe 7 brandt bij
ingeschakeld grootlicht.
69