84
Klimaatregeling
1 : verwarming aan/uit
2 : status verwarming
3 : temperatuurinstelling
4 : temperatuur verhogen
5 : temperatuur verlagen
6 : naar temperatuurinstellingen
Status verwarming
OUT1 verschijnt permanent: verwar‐
ming werkt.
OUT1 knippert: temperatuur wordt
aangepast.
OUT1 uit: geselecteerde temperatuur
is bereikt.
Activering
● Ontsteking inschakelen.
● Druk op ) om de verwarming in
te schakelen.
● Druk op set.
● Druk op Y of Z om de tempe‐
ratuur hoger of lager te zetten
● Druk op set om de temperatuur‐
instelling te bevestigen.
● Op standaardknop verwarming
en ventilatie in middenconsole:
Zet de temperatuurregeling op de
warmste stand om binnenstro‐
men van koude lucht te voorko‐
men en om de geselecteerde
temperatuur snel zonder verbruik
van te veel energie te bereiken.
Pas de luchtstroom aan.
Na twee tot drie minuten begint de
verwarming te werken.
Bij het uitschakelen van de motor
worden de temperatuurinstellingen
opgeslagen.
Let op
Als het oplaadniveau van de hoog‐
spanningsaccu lager dan 15% is,
wordt de verwarming automatisch
uitgeschakeld.
We adviseren om een temperatuur
tussen 16 °C en 22 °C te selecteren
om de actieradius van de hoogspan‐
ningsaccu te behouden.
Tijdens het opladen van de auto kan
de verwarming ingeschakeld zijn. In
dat geval wordt de auto verwarmd
met behulp van het stroomnet.
Deactivering
Druk op ) om de verwarming uit te
schakelen.
Parkeerverwarming
9 Waarschuwing
Werk niet met het systeem
wanneer u bijtankt, wanneer er
stof of brandbare dampen aanwe‐
zig zijn of in gesloten ruimten (v.b.
garage).