Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Opstarten En In Bedrijf Stellen - Danfoss DHP-AQ Series Installatiehandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor DHP-AQ Series:
Inhoudsopgave

Advertenties

11.5

Opstarten en in bedrijf stellen

11.5.1
Aanpassen aan verwarmingssysteem
Bij gebruik van een circulatiepomp met een vast toerental moeten de instellingen van de warmtepomp worden
aangepast aan het betreffende verwarmingssysteem, bijvoorbeeld voor een vloerverwarmings- of radiatorsys-
teem. De temperatuurdelta (het verschil tussen aanvoer- en retourleiding) moet 7-10°C zijn. Als dit niet kan wor-
den gerealiseerd, moet de flow van de circulatiepomp wellicht worden aangepast op basis van het betreffende
verwarmingssysteem.
11.5.2
Bedrijfsmodus selecteren
Stel de warmtepomp in op de gewenste bedrijfsmodus in het menu INFORMATIE -> BEDRIJF. Eventueel moeten
ook bepaalde parameters in het regelsysteem worden ingesteld, zoals KAMER en STOOKLIJN.
11.5.3
Geluidscontrole
Tijdens het transport en de installatie kan de warmtepomp beschadigd raken en kunnen onderdelen verschuiven
of verbuigen. Dit kan dan weer geluidsoverlast veroorzaken. Het is daarom belangrijk om de warmtepomp te con-
troleren na de installatie en voordat deze in gebruik wordt genomen, om er zeker van te zijn dat alles in orde is.
Laat de warmtepomp proefdraaien in zowel de verwarmings- als de warmwatermodus om te controleren of de
pomp geen geluidsoverlast geeft. Controleer daarbij ook of er geen abnormaal geluid te horen is in andere delen
van het huis. Ongewenste geluiden kunnen zich namelijk ook voordoen in andere ruimtes dan de ruimte waar de
warmtepomp staat.
Als de ventilator draait, zal de warmtepomp geluid produceren; onthoud dit wanneer u de unit plaatst, om
geluidsoverlast in uw eigen huis en voor eventuele buren te vermijden.
11.5.4
Na het opstarten
Let op! Houd er rekening mee dat het enige tijd duurt voordat de warmtepomp een koud huis heeft
verwarmd. U kunt het beste enig geduld betrachten en de waarden NIET hoger instellen of veranderen
met het regelsysteem om het verwarmen sneller te laten verlopen.
Voorzichtig! Indien er een alarm optreedt in combinatie met de installatie, betekent dit doorgaans dat er
lucht in het systeem zit.
Voorzichtig! Bij een combinatie van langere bedrijfsonderbrekingen en gevaar voor ijsvorming in het
systeem moet het water uit de warmtepomp worden gehaald.
11.5.5
Verwarmingssysteem afregelen
Om te zorgen voor een uitgebalanceerd verwarmingssysteem en een gelijkmatige en aangename binnentempera-
tuur, moet het verwarmingssysteem worden afgesteld aan de hand van het onderstaande voorbeeld.
Let op! Het afregelen van het verwarmingssysteem kunt u voor een optimaal effect het best uitvoeren
gedurende koude periodes.
Let op! Het afregelen moet verspreid over een aantal dagen plaatsvinden, omdat de vertraging in het
verwarmingssysteem ervoor zorgt dat de binnentemperatuur langzaam verandert.
1.
Kies een van de kamers in het huis als referentiekamer voor de binnentemperatuur; de plek waar de hoog-
ste temperatuur gewenst is, 20-21°C.
2.
Leg een thermometer in de kamer.
3.
Open alle radiatorkranen van het verwarmingssysteem volledig.
4.
Zorg ervoor dat de KAMER-waarde ingesteld is op 20°C. Zie KAMER voor meer informatie.
Installatiehandleiding VMGFD110 – 71

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave