Parameter
TANKHYST. BV.
TANKHYST. EXT
SYSTEEMCIRC.
SHUNTGROEP 1 - 2
AFH. WARMTESTOP
64 – Installatiehandleiding VMGFD110
Betekenis
Geeft het aantal graden van de gewenste buffertanktemperatuur aan waarbij het
elektrische verwarmingselement moet starten om de buffertank op te warmen.
Voorwaarde is dat CONFIGURATIE = TANKREGELING.
Fabrieksinstelling: 7°C, interval: 2°C – 20°C
Geeft het aantal graden van de gewenste buffertanktemperatuur aan waarbij de
externe bijverwarming moet starten om de buffertank op te warmen. Voorwaarde
is dat CONFIGURATIE = TANKREGELING.
Fabrieksinstelling: 10°C, interval: 2°C – 20°C
Geeft aan of de systeemshuntgroep moet worden geregeld op basis van de warm-
stooklijn of richting een constante temperatuur. Voorwaarden zijn dat CONFIGU-
RATIE = TANKREGELING en dat de externe bijverwarming niet geconfigureerd is.
Fabrieksinstelling: WARMSTOOKLIJN, interval: WARMSTOOKLIJN - CONST. TEMP. -
OPEN CIRCUIT Bij de optie OPEN CIRCUIT zijn de shuntuitgangen inactief. De tem-
peratuur voor de systeemaanvoer wordt echter aangegeven in het menu
BEDRIJFSGEGEVENS. Het menu wordt alleen weergegeven als externe bijverwar-
ming niet geselecteerd is.
SHUNTTIJD SYS.
Geeft de kortste toegestane tijd aan tussen de regelingen van de systeemshunt.
Fabrieksinstelling: 60S, interval: 10S – 99S
SYSTEEMP. KOEL.
Geeft aan of de circulatiepomp van het systeem moet worden gebruikt bij koeling.
Wordt niet weergegeven als externe bijverwarming is geselecteerd.
Fabrieksinstelling: AAN, interval:
Geeft aan of de shuntgroep moet worden geregeld op basis van de warmstooklijn
of richting een constante temperatuur.
Fabrieksinstelling: WARMSTOOKLIJN, interval: WARMSTOOKLIJN - CONST. TEMP. -
OPEN CIRCUIT Bij de optie OPEN CIRCUIT zijn de shuntuitgangen inactief. De tem-
peratuur voor de shuntgroep wordt echter aangegeven in het menu BEDRIJFSGE-
GEVENS.
Open circuit kan niet worden gebruikt in combinatie met CONFIGURATIE = TANK-
REGELING als er een externe bijverwarming geconfigureerd is. De optie
maakt de shuntgroepfunctie volledig inactief. Het menu wordt alleen weergege-
ven als SHUNTGROEP-sensor is aangesloten.
SHUNTTIJD SG1 – 2
Geeft de kortste toegestane tijd aan tussen de regelingen van de shunt.
Fabrieksinstelling: 60S, interval: 10S – 99S
SG1 – 2 POMP KOEL.
Geeft aan of de circulatiepomp voor shuntgroep moet worden gebruikt bij koe-
ling.
Fabrieksinstelling: AAN, interval:
Geeft aan of het opwarmen van de buffertank afhankelijk moet zijn van WARMTE-
STOP. Voorwaarde is dat CONFIGURATIE = TANKREGELING.
Fabrieksinstelling: JA, interval: NEE - JA
– AAN
– AAN
(UIT)