Ventilator (9)
De ventilatormotor is voorzien van een motorbeveiliging. Als deze wordt geactiveerd, wordt de normale werking
van de warmtepomp geblokkeerd, knippert er een alarmindicator op het bedieningspaneel van de regelcentrale
en wordt er een waarschuwingstekst weergegeven op de display van het bedieningspaneel.
Alarmen kunnen bijvoorbeeld worden veroorzaakt door een voorwerp dat vast is komen te zitten in de ventilator
of doordat de ventilator is vastgevroren. Neem de oorzaak voor het alarm weg en reset de warmtepomp door de
bedrijfsmodus op UIT te zetten en daarna weer op de eerder gekozen modus.
Circulatiepomp met toerentalregeling
De circulatiepomp heeft een interne overbelastingsbeveiliging die na afkoeling automatisch wordt gereset.
De overbelastingsbeveiliging activeert daarnaast het alarm voor de circulatiepomp en blokkeert de normale werk-
ing van de warmtepomp. Als indicatie knippert de alarmindicator op het bedieningspaneel van de regelcentrale
en wordt er een waarschuwingstekst weergegeven op de display van het bedieningspaneel. De circulatiepomp zal
om de 5 minuten gedurende 45 seconden proberen te starten om het alarm automatisch te bevestigen. Als de
werking na 5 startpogingen nog niet normaal is, wordt de warmtepomp constant geblokkeerd en moet deze wor-
den gereset door de bedrijfsmodus op UIT te zetten en vervolgens weer op de eerder gekozen modus.
Alarmstand
Bij activering van een alarm dat van invloed is op de normale werking van de warmtepomp, wordt dit aangegeven
op de display van het bedieningspaneel. Om nog meer aandacht te vragen, zal de warmtepomp geen warm water
produceren.
De warmtepomp zal daarentegen in eerste instantie proberen om met de compressor te voorzien in de warmte-
vraag. Als dat niet mogelijk is, wordt het ingebouwde elektrische verwarmingselement ingeschakeld.
Elektrisch verwarmingselement
Het elektrisch verwarmingselement is op de aanvoerleiding van het verwarmingssysteem gemonteerd. Het is
voorzien van een oververhittingsbeveiliging die het elektrisch verwarmingselement uitschakelt als het oververhit
dreigt te raken. De bedieningseenheid van de oververhittingsbeveiliging zit in de regelcentrale (zie onderstaande
afbeelding).
Als de oververhittingsbeveiliging wordt geactiveerd, knippert er een alarmindicator op het bedieningspaneel van
de regelcentrale en wordt er een waarschuwingstekst weergegeven.
De oververhittingsbeveiliging wordt gereset door de resetknop in te drukken op de oververhittingsbeveiliging.
Elektrisch systeem
Installatiehandleiding VMGFD110 – 23