Om elektrische bijverwarming te activeren voor 230V, 1-N (max. 9 kW) moet de waarde voor MAX STAP worden
ingesteld op ≤ 3 (3 is de hoogste instelling). Activeren in SERVICE -> BIJVERWARM.
Om elektrische bijverwarming te activeren voor 400 V, 3-N (max. 15 kW) moet de waarde voor MAX STAP worden
ingesteld op ≤ 5 (5 is de hoogste instelling). Activeren in SERVICE -> BIJVERWARM.
Om shuntgroep 1 te activeren, moet de waarde voor SHUNTGROEP 1 worden ingesteld op WARMSTOOKLIJN of op
CONST. TEMP. Activeren in SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM.
•
Bij selectie van WARMSTOOKLIJN regelt de shuntgroep richting de ingestelde warmstooklijn.
•
Bij selectie van CONST. TEMP. regelt de shuntgroep richting een constante temperatuur, ongeacht de buiten-
temperatuur. Geef de constante temperatuur aan voor SHUNTGROEP 1 door een temperatuur aan te geven
voor CONST. TEMP. in INFORMATIE -> SHUNTGROEP 1.
•
Bij koelen moet de waarde voor BIJ KOELING worden ingesteld op AUTO of OPEN. Activeren in INFORMATIE ->
SHUNTGROEP 1.
Om de warmwaterproductie te activeren, stelt u de waarde voor WARMWATER in op AAN. Activeren in INFORMA-
TIE -> WARMWATER. De startwaarde voor warmwaterproductie is af fabriek ingesteld op 40°C. De waarde voor
START kan worden gewijzigd in SERVICE -> WARMWATER.
11.4
Handmatige test
Voorzichtig! De installatie mag alleen in bedrijf worden gesteld als het verwarmingssysteem en de boiler
zijn gevuld en ontlucht. Anders kan de circulatiepomp beschadigd raken.
Voorzichtig! Bij eventuele alarmmeldingen die kunnen optreden in verband met de installatie moet u
storingzoeken.
Voer een test uit en controleer tegelijkertijd of de onderdelen werken. Indien nodig demonteert u de onderste
voorklep volgens de onderstaande instructies.
68 – Installatiehandleiding VMGFD110