Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Configuratie Van Regelsysteem; Basisinstellingen - Danfoss DHP-AQ Series Installatiehandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor DHP-AQ Series:
Inhoudsopgave

Advertenties

11.3

Configuratie van regelsysteem

Let op! De instelwaarde voor de shuntgroep wordt niet beïnvloed door kamersensoren.
Raadpleeg voor meer informatie over parameters in het regelsysteem de hoofdstukken Informatiemenu,
Pagina 48 en Servicemenu, Pagina 55. De systeemoplossingen worden beschreven in het hoofdstuk Systeemop-
lossingen, Pagina 25.
11.3.1

Basisinstellingen

Indien nodig kunt u de taal wijzigen in het menu INFORMATIE ->TAAL. Selecteer de taal met + of -.
Geef in het menu SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM ->WARMTEBRON -> LUCHT-> DIRECTE VERD. aan welk
vermogen de warmtepomp heeft.
Voer een fabrieksinstelling uit en selecteer het verwarmingssysteem met de parameters VLOER of RADIATOR
in het menu SERVICE -> INSTALLATIE -> FABR.INSTELLING.
Voer instellingen uit op basis van de gekozen systeemlossing zoals hieronder aangegeven.
11.3.2
Systeemoplossing DHP-AQ Mini
Bij gebruik van een Optimum-pomp zet u de waarde voor OPTIMUM op AAN. Activeren in SERVICE -> INSTALLATIE
-> SYSTEEM.
Om de elektrische bijverwarming te activeren, moet de waarde voor MAX STAP worden ingesteld op P. Activeren
in SERVICE -> BIJVERWARM. Er moeten potentiaalvrije uitgangen worden gebruikt (zie elektrische voorschriften).
Om shuntgroep 1 te activeren, moet de waarde voor SHUNTGROEP 1 worden ingesteld op WARMSTOOKLIJN of op
CONST. TEMP. Activeren in SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM.
Bij selectie van WARMSTOOKLIJN regelt de shuntgroep richting de ingestelde warmstooklijn.
Bij selectie van CONST. TEMP. regelt de shuntgroep richting een constante temperatuur, ongeacht de buiten-
temperatuur. Geef de constante temperatuur aan voor SHUNTGROEP 1 door een temperatuur aan te geven
voor CONST. TEMP. in INFORMATIE -> SHUNTGROEP 1.
Bij koelen moet de waarde voor BIJ KOELING worden ingesteld op AUTO of OPEN. Activeren in INFORMATIE ->
SHUNTGROEP 1.
11.3.3
Systeemoplossing DHP-AQ Midi
Bij gebruik van een Optimum-pomp zet u de waarde voor OPTIMUM op AAN. Activeren in SERVICE -> INSTALLATIE
-> SYSTEEM.
Om elektrische bijverwarming te activeren voor 230V, 1-N (max. 9 kW) moet de waarde voor MAX STAP worden
ingesteld op ≤ 3 (3 is de hoogste instelling). Activeren in SERVICE -> BIJVERWARM.
Om elektrische bijverwarming te activeren voor 400 V, 3-N (max. 15 kW) moet de waarde voor MAX STAP worden
ingesteld op ≤ 5 (5 is de hoogste instelling). Activeren in SERVICE -> BIJVERWARM.
Om shuntgroep 1 te activeren, moet de waarde voor SHUNTGROEP 1 worden ingesteld op WARMSTOOKLIJN of op
CONST. TEMP. Activeren in SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM.
Bij selectie van WARMSTOOKLIJN regelt de shuntgroep richting de ingestelde warmstooklijn.
Bij selectie van CONST. TEMP. regelt de shuntgroep richting een constante temperatuur, ongeacht de buiten-
temperatuur. Geef de constante temperatuur aan voor SHUNTGROEP 1 door een temperatuur aan te geven
voor CONST. TEMP. in INFORMATIE -> SHUNTGROEP 1.
Bij koelen moet de waarde voor BIJ KOELING worden ingesteld op AUTO of OPEN. Activeren in INFORMATIE ->
SHUNTGROEP 1.
Om de warmwaterproductie te activeren, stelt u de waarde voor WARMWATER in op AAN. Activeren in INFORMA-
TIE -> WARMWATER. De startwaarde voor warmwaterproductie is af fabriek ingesteld op 40°C. De waarde voor
START kan worden gewijzigd in SERVICE -> WARMWATER.
11.3.4
Systeemoplossing DHP-AQ Maxi
Bij gebruik van een Optimum-pomp zet u de waarde voor OPTIMUM op AAN. Activeren in SERVICE -> INSTALLATIE
-> SYSTEEM.
Installatiehandleiding VMGFD110 – 67

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave