Samenvatting van Inhoud voor Danfoss DHP-AQ Series
Pagina 1
Installatiehandleiding DHP-AQ VMGFD110...
Pagina 2
Als deze instructie niet wordt gevolgd bij installatie en service, is de aansprakelijkheid van Danfoss A/S krachtens de geldende garantiebepalingen niet langer bindend. Danfoss A/S behoudt zich het recht voor om zonder voorafgaande mededeling wijzi- gingen aan te brengen in details en specificaties.
Blad met stickers als vertaling voor de bestaande productplaatjes in het Engels. De Servicehandleiding en de Elektrische voorschriften kunnen hier worden gedownload: www.documentation.heatpump.danfoss.com Symbolen in documenten De handleiding bevat verschillende waarschuwingssymbolen die samen met de tekst de lezer laten weten dat de uit te voeren handelingen gevaren met zich meebrengen.
Leidingaansluitingen Ontluchting Ontdooitank Expansievat met veiligheidsklep, brine Brine Veiligheidsklep voor temperatuur en druk Tapwater Buitengedeelte Boiler Verwarmingssysteem Terminologie Term Betekenis Verwarmingssysteem/Verwar- Het circuit dat warmte genereert voor het pand of voor de boiler. mingscircuit Aanvoerleiding De aanvoerleiding van het verwarmingssysteem met stroomrichting vanaf de warmte- pomp naar radiatoren/vloerverwarming of boiler.
Belangrijke informatie Algemene veiligheidsvoorschriften Waarschuwing! Gevaar voor persoonlijk letsel! Zorg ervoor dat er geen kinderen met het product spelen. Voorzichtig! De warmtepomp dient te worden geïnstalleerd door bevoegde installatietechnici en de installatie moet voldoen aan de van toepassing zijnde plaatselijke regels en voorschriften en aan deze installatiehandleiding.
Bijvullen mag alleen worden gedaan met nieuw koudemiddel (zie voor type koudemiddel en voorgeschreven hoe- veelheid het machineplaatje) via servicekleppen. Voorzichtig! Alle garanties van Danfoss A/S komen te vervallen als andere koudemiddelen worden gebruikt dan het door Danfoss gespecificeerde koudemiddel, tenzij schriftelijk is bevestigd dat het nieuwe koudemiddel in combinatie met andere ingrepen wordt goedgekeurd.
Waterkwaliteit Voorzichtig! Een normaal warmtesysteem bevat altijd een bepaalde hoeveelheid corrosieproducten (ijzeroxide) en calciumoxideresten. Dit is het gevolg van de zuurstof die van nature aanwezig is in het water waarmee het systeem wordt gevuld. Als principe moet worden aangehouden dat het warmtesysteem niet te vaak moet worden bijgevuld.
Vervoeren, uitpakken en plaatsen Warmtepomp vervoeren Voorzichtig! De warmtepomp moet altijd staand worden getransporteerd en opgeslagen in een droge omgeving. Als de warmtepomp op de verkeerde kant wordt gelegd, kan deze ernstig beschadigd raken doordat de olie in de compressor eruit kan lopen de drukleiding in en zo een normale werking kan belemmeren.
100 mm ~900 mm Nummer Beschrijving Afme- 6-9 kW 11-13 kW 16-18 kW tingen Drainageopening 450 mm 470 mm 710 mm Fundering 424 mm 480 mm 480 mm Steenslag 618 mm 672 mm 857 mm 130 mm 190 mm 145 mm 61 mm 65 mm 65 mm...
Pagina 13
Voorzichtig! Er is een lekbak gemonteerd om smeltwater bij ontdooien op te vangen en af te voeren. Sluit een slang of buis met warmtekabel aan op de lekbakafvoer en naar de verdere afvoer of naar een goed gedraineerd gebied. Sluit het warmtekabel aan op de daarvoor bedoelde klem. Dit is nodig om bevriezing te voorkomen.
Pagina 14
3.3.2 Tilinstructie Verwijder om de warmtepomp te plaatsen de zijplaten door de schroeven (1) los te draaien. Gebruik vervolgens de zijsteunen achter de zijplaten om de warmtepomp op te tillen en te plaatsen. 12 – Installatiehandleiding VMGFD110...
De warmtepomp Afmetingen en aansluitingen Nummer Beschrijving 6-9 kW 11-13 kW 16–18 kW Breedte 856 mm 1.016 mm 1.166 mm Diepte 510 mm 564 mm 570 mm Hoogte 1.272 mm 1.477 mm 1.557 mm Hoogte tot aan toevoerleiding, 28 mm Cu 155,5 mm Hoogte tot aan retourleiding, 28 mm Cu 96,5 mm...
Pagina 16
Nummer Beschrijving Aanvoerleiding naar verwarmingssysteem, 28 mm Cu Aanvoerleiding naar boiler, 28 mm Cu Aanvoerleiding vanaf warmtepomp, 28 mm Cu Doorvoer voor voeding, sensor en communicatiekabel Regelcentrale DHP-AQ Maxi Nummer Beschrijving Aanvoerleiding verwarmingssysteem, 28 mm Cu Retourleiding verwarmingssysteem, 28 mm Cu Aansluiting voor ontluchtingsklep, 22 mm Cu Warmwaterleiding,...
4.2.2 Binneneenheid DHP-AQ Mini DHP-AQ Maxi DHP-AQ Midi Nummer Beschrijving Regeleenheid (doorzichtig in afbeelding) Elektrisch verwarmingselement Driewegklep Circulatiepomp Boiler 4.2.3 Ventilator met toerentalregeling De ventilator wordt aangedreven door een hoogefficiënte permanente magneetmotor. De ventilator start met een nominaal toerental. Dit kan variëren al naargelang het vermogen. Het ventilatortoerental wordt vervolgens naar behoefte, op basis van temperaturen in het koudemiddelcircuit, naar boven of naar beneden bijgesteld.
Als er een ander type elektrisch verwarmingselement wordt gebruikt waarvoor alleen een startsignaal nodig is in de DHP-AQ Mini (geplaatst vóór de driewegklep warm water), wordt de bijverwarming aangestuurd vanaf de potentiaalvrije uitgang 101.8 – 101.16. De parameter MAX STAP wordt dan ingesteld op ”P”. Indien de stroom langer dan drie minuten uitvalt, wordt er, meteen nadat er weer stroom is, een vermogen inge- schakeld van slechts 6 kW.
Nummer Beschrijving Nummer Beschrijving Compressor Elektronische expansieklep Bedrijfspressostaat Terugslagklep Hogedrukpressostaat Magneetklep Sensor drukleiding Koudemiddelsensor 2 4-wegklep Luchtwarmtewisselaar (verdamper) Verwarmingssysteem (koude retourlei- Ventilator ding) Platenwarmtewisselaar (condensor) Koudemiddelsensor 1 Verwarmingssysteem (hete aanvoerlei- Druktransmitter ding) Receiver Temperatuurtransmitter Droogfilter De warmtepomp kan warmte produceren voor verwarming (huis, zwembad) en warm water, maar ook koelen. De warmwatervraag krijgt voorrang boven de verwarmingsvraag en de koelingsvraag.
50 cm boven de bodem van de boiler zit. De waarden van de beide sensoren worden "gewogen", waarbij de invloed van de warmwatersensor 65% bedraagt (fabrieksinstelling, kan indien nodig worden gewijzigd). Dat houdt in dat, als de startwaarde voor de warmwaterproductie is ingesteld op 40°C, de warmtepomp niet noodzakelijker- wijs de warmwaterproductie hoeft te starten als de warmwatersensor 40°C aangeeft, maar ook rekening houdt met de temperatuur die de watersensor boven aangeeft.
Nummer Beschrijving Nummer Beschrijving Verwarmingssysteem (hete retourleiding) Ventilator Platenwarmtewisselaar (verdamper) Koudemiddelsensor 1 Verwarmingssysteem (koude aanvoerleiding) Druktransmitter Receiver Temperatuurtransmitter Droogfilter Het ontdooien wordt ingezet door een lage temperatuur in het koudemiddelcircuit na de luchtwarmtewisselaar en is o.a. afhankelijk van de buitentemperatuur, de luchtvochtigheid en de bedrijfstijd. De duur van het ontdooien zal variëren naarmate er meer of minder ijs is aangevroren op de luchtwarmtewisselaar.
Nummer Beschrijving Nummer Beschrijving Compressor Elektronische expansieklep Bedrijfspressostaat Terugslagklep Hogedrukpressostaat Magneetklep Sensor drukleiding Koudemiddelsensor 2 4-wegklep Luchtwarmtewisselaar (condensor) Verwarmingssysteem (hete retourleiding) Ventilator Platenwarmtewisselaar (verdamper) Koudemiddelsensor 1 Verwarmingssysteem (koude aanvoerleiding) Druktransmitter Receiver Temperatuurtransmitter Droogfilter De koelfunctie wordt gestart door de regeleenheid van de warmtepomp en is voornamelijk temperatuurgeregeld. Als er een boiler geïnstalleerd is, zal de regeleenheid wisselen tussen koelen en warmwaterproductie, waarbij de warmwatervraag voorrang heeft.
Pagina 24
De tekening hieronder toont de circuits van de warmtepomp met de bijbehorende veiligheidsfuncties. Legenda Verwarmingscircuit Flowsensor Veiligheidsklep, verwarmingscircuit, extern gemonteerd Koudemiddelcircuit Bedrijfspressostaat Hogedrukpressostaat Druktransmitter Compressor Ventilator Sensor drukleiding Verwarmingscircuit (1) Als de flow in het verwarmingscircuit onder de toegestane waarde ligt bij het starten van de warmtepomp en vóór het ontdooien, blokkeert de flowsensor (2) de normale werking van de warmtepomp, gaat er een alarmindicator knipperen op het bedieningspaneel van de regelcentrale en wordt er een waarschuwingstekst weergegeven op de display van het bedieningspaneel.
Ventilator (9) De ventilatormotor is voorzien van een motorbeveiliging. Als deze wordt geactiveerd, wordt de normale werking van de warmtepomp geblokkeerd, knippert er een alarmindicator op het bedieningspaneel van de regelcentrale en wordt er een waarschuwingstekst weergegeven op de display van het bedieningspaneel. Alarmen kunnen bijvoorbeeld worden veroorzaakt door een voorwerp dat vast is komen te zitten in de ventilator of doordat de ventilator is vastgevroren.
Pagina 26
Warmtepomp en regelcentrale zijn gezekerd met respectievelijk zekering F1 en F2 (zie onderstaande afbeeldin- gen). Legenda Warmtepomp Regelcentrale DHP-AQ Mini Regelcentrale DHP-AQ Midi Regelcentrale DHP-AQ Maxi Zekering F1 Zekering F2 Oververhittingsbeveiliging Overstroombeveiliging 24 – Installatiehandleiding VMGFD110...
Systeemoplossingen De uitleg bij de nummers volgt na de afbeeldingen van de systeemoplossingen. Systeemoplossing DHP-AQ Mini De DHP-AQ Mini bevat de regeleenheid inclusief aanvoer- en retourleidingsensoren. De warmtepomp produceert alleen warmte of koeling. Er kunnen twee verwarmingscircuits worden aangesloten, waarvan één met shunt. De shunt wordt aangestuurd via het regelsysteem van de warmtepomp.
shunt. De shunt wordt aangestuurd via het regelsysteem van de warmtepomp. De aanvoertemperatuur kan wor- den geregeld m.b.t. de buitentemperatuur en de ingestelde warmstooklijn. Indien nodig wordt de bijverwarming automatisch gestart. De bijverwarming voert doorverwarming uit (anti-legionellafunctie) in de bedrijfsmodi die bijverwarming toestaan.
Pagina 29
Num- Naam Nummer Naam Warmtepompeenheid Kamersensor Aanvoerleiding Shuntklep Retourleiding Aanvoerleidingsensor shuntgroep Koud water Flowsensor Warm water Driewegklep voor warm water Boiler Afsluitklep Buffertank Terugslagklep Circulatiepomp shuntgroep Ontluchtingsklep Circulatiepomp Veiligheidsklep (9 bar) Regelcentrale Vuilzeef Buitensensor Flexibele slang Aanvoerleidingsensor Veiligheidsklep (1,5 bar) Retourleidingsensor Expansievat, gesloten Installatiehandleiding VMGFD110 –...
Volg de menginstructies van de leverancier. Als er geen mengverhouding wordt aangegeven, wordt 35% aanbevolen als laagste concentratie. Neem voor bestellingen en meer informatie over tussenwisselaars en circulatiepompen contact op met Danfoss. Voorzichtig! In systemen met glycolmengsels mogen geen verzinkte leidingen of leidingdelen worden gebruikt.
Pagina 31
Num- Naam Num- Naam Warmtepompeenheid Afstelklep Circulatiepomp Flexibele slang Tussenwisselaar Veiligheidsklep (1,5 bar) Flowsensor Expansievat, gesloten Installatiehandleiding VMGFD110 – 29...
Installatie van leidingen Leidingaansluiting Voorzichtig! Bij de installatie van de leidingen moeten de toepasselijke plaatselijke regels en voorschriften in acht worden genomen. De boiler moet worden voorzien van een goedgekeurde veiligheidsklep. Voorzichtig! Er is sprake van bevriezingsgevaar in de leidingen naar de warmtepompeenheid als de watercirculatie door de warmtepompeenheid stopt terwijl het buiten vriest.
Voor informatie over de montage van flexibele slangen, zie Flexibele slangen, Pagina 31. Sluit de aanvoerleiding aan met een flexibele slangaansluiting en alle noodzakelijke onderdelen. Sluit de retourleiding aan met een flexibele slangaansluiting en alle noodzakelijke onderdelen, inclusief vuilfilter. Isoleer de aanvoer- en retourleidingen helemaal tot aan de warmtepomp. Nummer Beschrijving Aanvoerleiding 28 mm koperleiding...
Pagina 34
bele slangen zijn als accessoire te koop. In de onderstaande afbeeldingen worden juiste en onjuiste installaties met dit type slang getoond. 32 – Installatiehandleiding VMGFD110...
Elektrische installatie GEVAAR! Gevaarlijke elektrische spanning! De klemmenstroken staan onder spanning en kunnen levensgevaarlijk zijn vanwege het gevaar voor elektrische schokken. Alle stroomtoevoeren moeten worden onderbroken voordat met de elektrische installatie kan worden begonnen. De warmtepomp is in de fabriek intern aangesloten. Daarom bestaat de elektrische installatie hoofdzakelijk uit het aansluiten van de stroomtoevoer.
Legenda Plaats voor klemmenstrook voor uitbreidingskaart (accessoire) Oververhittingsbeveiliging 7.1.4 DHP-AQ Maxi elektrische onderdelen in de regelcentrale Legenda Klemmenstrook Klemmenstrook voor interne elektrische bijverwarming (IH) Hubkaart Plaats voor uitbreidingskaart (accessoire) Plaats voor communicatiekaart (accessoire) Plaats voor klemmenstrook voor uitbreidingskaart (accessoire) Oververhittingsbeveiliging Elektriciteitskast in warmtepomp Legenda Kaart warmtepomp...
Druk de schroevendraaier omlaag. Breng de schroevendraaier recht omhoog. Druk de schroevendraaier omlaag om de kabelvergrendeling los te maken. Breng de kabel omlaag en houd hem daar vast. Trek de schroevendraaier eruit. Controleer of de kabel vastzit door er voorzichtig aan te trekken. Buitensensoren plaatsen en aansluiten Aanbevolen locatie Ongeschikte locatie...
DHP-AQ Maxi - beide sensoren zijn aangesloten bij levering. Regelcentrale Aanvoerleidingsensor Retourleidingsensor Warmwatersensor aansluiten op externe boiler Regelcentrale Piekwatersensor -B20 Warmwatersensor -B21 Circulatiepomp aansluiten Aansluiting van circulatiepomp voor DHP-AQ Mini. Raadpleeg bij installatie van extra circulatiepompen de elektri- sche voorschriften. Regelcentrale 101.1 Regelcentrale...
Communicatiekabel aansluiten Warmtepomp Regelcentrale BUS_B BUS_B BUS_A BUS_A 7.10 De voeding aansluiten Sluit de voedingskabel aan op de warmtepompeenheid en op de klemmenstrook in de regelcentrale. Doe dit als volgt. GEVAAR! Elektrische stroom! De voedingskabel mag alleen worden aangesloten op de daarvoor bedoelde klemmenstrook.
Bedieningspaneel Werken met het bedieningspaneel De warmtepomp heeft een ingebouwd regelsysteem dat wordt gebruikt om automatisch de warmtevraag te bere- kenen in het huis waar de warmtepomp is geïnstalleerd en om te controleren of de juiste hoeveelheid warmte wordt geproduceerd en afgegeven wanneer dat nodig is. Het regelsysteem wordt bediend met behulp van een toetsenpaneel en informatie wordt in een display en met een indicator getoond.
Bedrijfsmodi Tabel 2. Toont de ingestelde bedrijfsmodus voor de warmtepomp. Bedrijfsmodus Betekenis De installatie is volledig uitgeschakeld. Deze modus wordt ook gebruikt om bepaalde alarm- (UIT) meldingen te bevestigen. Voorzichtig!Als de bedrijfsmodus UIT of WARMWATER voor langere periodes wordt gebruikt tijdens de winter, moet het water van het verwarmingssysteem in de installatie worden afgetapt, omdat er anders vorstschade kan ontstaan.
Symbool Betekenis VENTILATOR Wordt weergegeven wanneer de ventilator is geactiveerd. KOELING Wordt weergegeven als er koeling wordt geproduceerd. A = Actieve koeling. Bedrijfsinformatie De volgende bedrijfsinformatie kan worden getoond: Melding Betekenis KAMER Geeft de ingestelde KAMER-waarde weer. Standaardwaarde: 20°C. Indien de optionele kamersensor is geïnstalleerd, geeft deze de werkelijke temperatuur en de gewenste binnentemperatuur tussen haakjes weer.
-2 0 Nummer Beschrijving Aanvoertemperatuur (°C) Maximale aanvoertemperatuur Buitentemperatuur (°C) 0°C Waarde voor STOOKLIJN is 40°C Bij een buitentemperatuur onder de 0°C wordt er een hogere instelwaarde berekend en bij een hogere buitentem- peratuur dan 0°C wordt een lagere instelwaarde berekend. -2 0 Nummer Beschrijving...
• De warmstooklijn van het systeem wordt niet steiler of vlakker als de KAMER-waarde wordt gewijzigd. In plaats daarvan wordt de gehele warmstooklijn met 3°C verschoven voor iedere graad dat de KAMER-waarde wordt gewijzigd. De reden waarom de stooklijn met 3°C wordt bijgesteld, is dat de aanvoertemperatuur nor- maal gesproken met ongeveer 3°C moet stijgen om de binnentemperatuur met 1°C te verhogen.
Pagina 45
-2 0 Nummer Beschrijving Aanvoertemperatuur (°C) Buitentemperatuur (°C) Plaatselijk hogere aanvoertemperatuur bij -5°C 8.5.5 WARMTESTOP Warmtestop is een functie die de productie van radiatorwarmte automatisch volledig stopzet als de buitentempe- ratuur gelijk aan of hoger dan de ingestelde waarde voor de warmtestop is. Als de warmtestopfunctie actief is, wordt de circulatiepomp uitgeschakeld, behalve als er warm water wordt geproduceerd.
Pagina 46
8.5.8 INTEGRAAL De warmtevraag in het huis hangt af van het jaargetijde en het weer en is niet constant. De warmtevraag kan als temperatuursverschil worden uitgedrukt en kan worden berekend met als resultaat een integraalwaarde (warmte- vraag). Het regelsysteem gebruikt meerdere parameters om de integraalwaarde te berekenen. Voor het starten van de warmtepomp is een tekort aan warmte nodig en er zijn drie verschillende integraalwaar- den: A1 (af fabriek ingestelde waarde = -60) die de compressor start, A2 (af fabriek ingestelde waarde = -600), die de bijverwarming start en A3 (door de gebruiker bepaalde waarde), die de externe bijverwarming start.
Pagina 47
Nummer Beschrijving INTEGRAAL A3 Externe bijverwarming (INTEGRAAL A3 < INTEGRAAL A2) De berekening van de integraalwaarde stopt niet tijdens warmwaterproductie of als er warmte wordt geprodu- ceerd voor een zwembad. 8.5.9 HYSTERESIS Om de warmtepomp vooraf te starten bij plotselinge veranderingen in de warmtevraag kunt u de HYSTERESIS- waarde gebruiken.
tot de luchtwarmtewisselaar ijsvrij is en de temperatuur in het koudemiddelcircuit na de luchtwarmtewisselaar is gestegen tot de gewenste temperatuur. Na het ontdooien gaat de warmtepomp weer terug naar de bedrijfsstand van vóór het ontdooien. Om het ontdooien te starten, maakt het regelsysteem een berekening met behulp van de temperatuur koudemid- delsensor1 en de buitentemperatuur.
startdatum en een temperatuur. Tussen twee punten wordt steeds een rechte lijn getrokken. Deze lijn geeft de instelwaarde aan voor het betondrogen. Let op! Het betondrogen gaat verder met de laatst ingestelde instelwaarde tot het programma wordt afgebroken. Sluit het betondrogen af door een andere bedrijfsmodus te selecteren. DAG X/Y.
Parameter Betekenis Maximale berekende instelwaarde voor de aanvoertemperatuur. Fabrieksinstelling: 55°C (bij vloerverwarming 45°C), interval: 40°C – 85°C STOOKLIJN +5 Plaatselijke stijging of daling van STOOKLIJN bij een buitentemperatuur van +5°C. Wordt in de grafiek voor STOOKLIJN weergegeven. Fabrieksinstelling: 0°C, interval: -5°C – 5°C STOOKLIJN 0 Plaatselijke stijging of daling van STOOKLIJN bij een buitentemperatuur van 0°C.
Parameter Betekenis Maximale berekende instelwaarde voor de aanvoertemperatuur. Fabrieksinstelling: 55°C (bij vloerverwarming 45°C), interval: 15°C – 70°C STOOKLIJN +5 Plaatselijke stijging of daling van STOOKLIJN bij een buitentemperatuur van +5°C. Wordt in de grafiek voor STOOKLIJN weergegeven. Fabrieksinstelling: 0°C, interval: -5°C – 5°C STOOKLIJN 0 Plaatselijke stijging of daling van STOOKLIJN bij een buitentemperatuur van 0°C.
Parameter Betekenis STOP Temperatuur aanvoerleidingsensor voor stop productie van koeling. Fabrieksinstelling: 16°C, interval: MIN. STOPTEMP. – START - 5°C KOELSTAND ACTIEF Bij aangegeven of hogere buitentemperatuur is productie van koeling toegestaan. Fabrieksinstelling: 25°C, interval: WARMTESTOP + 3°C – 50°C ZWEMBAD Het menu wordt alleen weergegeven als de functie geactiveerd is in menu SERVICE ->...
BEDRIJFSGEGEVENS Parameter Betekenis BUITEN Toont de temperatuur van de buitensensor. KAMER Toont de temperatuur van de kamersensor. AANV.LEIDING Toont de temperatuur van de aanvoerleidingsensor. De berekende aanvoertemperatuur naar het verwarmingssysteem wordt tussen haakjes weergegeven. RETOURLEIDING Toont de temperatuur van de retourleidingsensor. De stoptemperatuur, MAX RETOUR, wordt tussen haakjes weergegeven.
9.11 ONTDOOIPERIODE Parameter Betekenis ONTD.PERIODES Totaal aantal uitgevoerde ontdooiperiodes. TUSSEN 2 ONTD. De bedrijfstijd van de compressor in minuten tussen de laatste twee ontdooiperiodes. LAATSTE ONTD.P. De bedrijfstijd van de compressor in minuten sinds de laatste ontdooiperiode. ONTDOOICURVE Hierbij kan de hoek van de ontdooicurve veranderd worden met behulp van + of - (start- temperatuur voor ontdooien veranderen).
9.13 ALARM Parameter Betekenis NAAM ALARM Toont informatie over maximaal 10 alarmen en alarmtijdstippen. NAAM: Naam van het alarm, bijvoorbeeld: BIJVERWARM. TIJD: uren:minuten, bijvoorbeeld 20:45 DATUM: dag-maand-jaar, bijvoorbeeld 13-jan-11 9.14 TAAL Parameter Betekenis TAAL Geef aan welke taal er in het menusysteem moet worden gebruikt. SVENSKA ENGLISH DEUTSCH...
Parameter Betekenis INVL. W.W.SENSOR De invloed van de warmwatersensor ten opzichte van die van de watersensor boven bij de start van de warmwaterproductie. Fabrieksinstelling: 65%, interval: 0% – 100% WAT.SENSOR BOVEN Toont de actuele temperatuur boven in de boiler, mits deze sensor is aangesloten. WARMWATERSENSOR Toont de actuele temperatuur op circa.
10.4 KOELING Parameter Betekenis KOELING Activeert de koelfunctie. Fabrieksinstelling: , interval: , ACTIEVE KOELING, GEÏNTEGR. IN WP KOELTIJD Als de warmtepomp moet wisselen tussen verschillende functies, bijvoorbeeld verwar- ming, warm water, zwembadverwarming en koeling, wordt er maximaal gedurende het ingestelde aantal minuten koeling geproduceerd. Fabrieksinstelling: 20M, interval: 5M –...
STARTVERTRAGING Geeft aan met hoeveel tijd de start van de bijverwarming wordt vertraagd na een tempera- tuurverlaging of EVU-stop. Fabrieksinstelling: 30M, interval: 0M – 120M EXT. BIJVERWARMING Activeert de functie voor externe bijverwarming en geeft aan hoe deze moet worden geconfigureerd.
Parameter Betekenis LEKBAK 0 = lekbakverwarming uit 1 = lekbakverwarming aan VXV WARMWATER 0 = driewegklep in verwarmingsstand 1 = driewegklep in warmwaterstand BIJVERW. 1 0 = stop van intern elektrisch verwarmingselement vermogensstap 1 1 = start van intern elektrisch verwarmingselement vermogensstap 1 BIJVERW.
Pagina 62
Parameter Betekenis SHUNTGROEP 1 - 2 Activeert de shuntgroepfunctie en geeft aan of de shuntgroep moet worden aangestuurd door een warmstooklijn of richting een constante temperatuur. Fabrieksinstelling: , interval: – WARMSTOOKLIJN – CONST. TEMP. SHUNTTIJD – Geeft de kortste toegestane tijd aan tussen de regelingen van de shunt. Fabrieksinstelling: 60S, interval: 10S –...
Parameter Betekenis ONDER 5°C ONTD. Ontdooien voor de veiligheid gebeurt als de buitentemperatuur gedurende een ingesteld aantal dagen onder de 5°C heeft gelegen. Fabrieksinstelling: 7D, interval: , 1D – 14D MAX.TIJD ONTDOOI Langste toegestane tijd voor ontdooien Fabrieksinstelling: 10M, interval: 3M – 20M TUSSEN 2 ONTD.
10.9 OPTIMUM Parameter Betekenis TEMP.VERS. CIRC. Gewenst temperatuurverschil tussen aanvoer- en retourleiding voor verwarmings- systeem. Fabrieksinstelling: 8°C, interval: 0°C – 15°C, START FLOW CIRC. Instelling van het toerental waarmee een circulatiepomp met toerentalregeling moet starten. Controleer met behulp van MANUEEL TEST -> CIRC.POMP welk toerental vol- doende flow oplevert.
Pagina 66
Parameter Betekenis TANKHYST. BV. Geeft het aantal graden van de gewenste buffertanktemperatuur aan waarbij het elektrische verwarmingselement moet starten om de buffertank op te warmen. Voorwaarde is dat CONFIGURATIE = TANKREGELING. Fabrieksinstelling: 7°C, interval: 2°C – 20°C TANKHYST. EXT Geeft het aantal graden van de gewenste buffertanktemperatuur aan waarbij de externe bijverwarming moet starten om de buffertank op te warmen.
Pagina 67
Parameter Betekenis ZWEMBADCIRCUIT Wordt gebruikt om aan te geven waar de driewegklep voor het zwembad geplaatst is. Het systeemaanvoercircuit kan niet worden gebruikt als er een externe bijverwar- ming geconfigureerd is. Fabrieksinstelling: AANV. SYSTEEM, interval: AANV. SYSTEEM – SHUNTGROEP 1 – SHUNTGROEP 2 MAX ZWEMBADTIJD bepaalt de langste toegestane verwarmingstijd voor het zwembad bij een circuit zonder integraalregeling.
Inbedrijfstelling Let op! Lees de veiligheidsvoorschriften! 11.1 Boiler en verwarmingssysteem bijvullen en ontluchten Vul de boiler met koud water door de vulklep te openen die zich op de klepleiding bevindt. Ontluchten door een warmwaterkraan te openen. Vul daarna via de vulklep de spoel van de boiler en het verwarmingssysteem met water, totdat er een druk van circa 1 bar ontstaat.
11.3 Configuratie van regelsysteem Let op! De instelwaarde voor de shuntgroep wordt niet beïnvloed door kamersensoren. Raadpleeg voor meer informatie over parameters in het regelsysteem de hoofdstukken Informatiemenu, Pagina 48 en Servicemenu, Pagina 55. De systeemoplossingen worden beschreven in het hoofdstuk Systeemop- lossingen, Pagina 25.
Om elektrische bijverwarming te activeren voor 230V, 1-N (max. 9 kW) moet de waarde voor MAX STAP worden ingesteld op ≤ 3 (3 is de hoogste instelling). Activeren in SERVICE -> BIJVERWARM. Om elektrische bijverwarming te activeren voor 400 V, 3-N (max. 15 kW) moet de waarde voor MAX STAP worden ingesteld op ≤...
11.4.1 Onderste voorklep verwijderen Draai de schroeven met bijbehorende ringen eruit in de onderkant van de voorklep. Trek de voorklep omlaag, zodat de voorklep loskomt uit zijn twee snapsloten. 11.4.2 Handmatige test activeren Controleer of de hoofdschakelaar is ingeschakeld. Selecteer bedrijfsmodus in het menu INFORMATIE ->...
Pagina 72
Bij gebruik van een circulatiepomp met toerentalregeling is het van belang om te controleren welk toeren- tal voldoende flow oplevert in het systeem. Voldoende flow wordt aangegeven met een "F" op het hoofd- scherm van de display. Voer het toerental van de circulatiepomp op totdat er een goede flow is. Lees de waarde voor het toerental af in %.
11.5 Opstarten en in bedrijf stellen 11.5.1 Aanpassen aan verwarmingssysteem Bij gebruik van een circulatiepomp met een vast toerental moeten de instellingen van de warmtepomp worden aangepast aan het betreffende verwarmingssysteem, bijvoorbeeld voor een vloerverwarmings- of radiatorsys- teem. De temperatuurdelta (het verschil tussen aanvoer- en retourleiding) moet 7-10°C zijn. Als dit niet kan wor- den gerealiseerd, moet de flow van de circulatiepomp wellicht worden aangepast op basis van het betreffende verwarmingssysteem.
Noteer op verschillende momenten gedurende het etmaal de temperatuur in de referentiekamer. Stel de KAMER-waarde zo af dat de referentiekamer zijn gewenste binnentemperatuur van 20-21°C bereikt. Vergeet niet dat de overige kamers tijdens het afregelen verschillende temperaturen zullen hebben. Dit wordt echter later afgesteld.
10) Conform IEC61000. 20) Inclusief leidingaansluiting 21) Inclusief leidingaansluiting en ± 10 mm voor pootafstelling 12.1 Werkbereik compressorbedrijf Laagste en hoogste temperatuur voor productie van warm water, verwarming en koeling. De regelcentrale regelt het werkbereik van de warmtepomp. Nummer Beschrijving Watertemperatuur °C Luchttemperatuur °C Verwarming...