294
Verzorging van de auto
Sneeuwkettingen
Gebruik sneeuwkettingen alleen
wanneer het wettelijk is toegestaan
en wanneer het nodig is.
Gebruik uitsluitend sneeuwkettingen
met een laag profiel en de juiste
maat voor P285/30ZR20 of P335/
25ZR20 banden.
Plaats ze alleen om de banden van
de achteras.
Voorzichtig
Monteer geen kettingen op de
voorwielen.
Zet de sneeuwkettingen zo strak
mogelijk vast en zorg ervoor dat de
uiteinden stevig zijn bevestigd.
Rij langzaam en volg de instructies
op van de fabrikant van de sneeuw-
kettingen. Als de sneeuwkettingen
in contact komen met het voertuig,
moet u stoppen en ze opnieuw
vastzetten. Als het geluid daarna
nog hoorbaar is, minder dan
snelheid tot het geluid weg is.
Voorzichtig
Om schade aan de auto te
voorkomen, langzaam rijden, de
wielen niet laten doorslippen en
de kettingen opnieuw afstellen of
verwijderen wanneer ze contact
maken met de auto.
Wanneer een band
leegloopt
Een klapband komt zelden voor
tijdens het rijden. Dit geldt in het
bijzonder als de banden goed zijn
onderhouden. Wanneer een band
lucht verliest, is de kans veel groter
dat dit geleidelijk gebeurt. Zie
Banden 0 277 voor aanvullende
informatie. Maar mocht er ooit
sprake zijn van een klapband, dan
volgen hier enkele tips over wat u
kunt verwachten en wat u
moet doen:
Wanneer een voorband defect raakt,
zorgt de lekke band dat de auto
naar die zijde zal trekken. Neem uw
voet van het gaspedaal en grijp het
stuurwiel stevig vast. Stuur om in de
rijbaan te blijven en rem voorzichtig
af tot stilstand, op veilige afstand
van de weg, indien mogelijk.
Een klapband achter, met name in
een bocht, vertoont veel overeen-
komsten met een slippartij en vergt
dezelfde correctie als in een slip.
Laat het gaspedaal los en stuur de
auto zodat het recht wordt
getrokken. Dit kan erg hobbelig
aanvoelen en veel lawaai veroor-
zaken. Kom voorzichtig tot stilstand,
op veilige afstand van de weg,
indien mogelijk.
De auto heeft geen reservewiel,
geen uitrusting voor het verwisselen
van een wiel en geen ruimte om een
wiel op te bergen.
Heeft de auto banden met
noodloopeigenschappen (runflat-
banden), dan hoeft u onderweg
geen lekke band te verwisselen. Zie
Noodloopbanden 0 279.