Inhoudsopgave
Advertenties
214
Rijden en bedienen
Het monteren van accessoires kan
de prestaties van de auto
beïnvloeden. Zie Accessoires en
aanpassingen 0 232.
Regeling bestuurders-
modus
De keuzeknop bestuurdersmodus
zit op de console achter de schakel-
hendel.
Er zijn vijf modi voor verschillende
rijomstandigheden: Weather (Weer),
Eco, Tour, Sport en Track.
Bij inschakeling van het contact
staat de auto in de Eco-modus.
Om van modus te veranderen,
draait u aan de buitenste ring. De
modi worden weergegeven op de
instrumentengroep.
Druk op de knop in het midden van
de knop voor stabiliteitsregeling en
tractieregeling of als de auto in de
Track-modus staat met Performance
Traction Management (PTM). Zie
Tractieregeling/Elektronische stabili-
teitsregeling (ESC) 0 212 of de
informatie over PTM in Competitierij-
stand 0 217.
Als PTM actief is, kunt u met de
buitenring van PTM-modus veran-
deren en wordt de bestuurders-
modus weergegeven op de
instrumentengroep.
Iedere modus is geconfigureerd
voor gebruik onder verschillende
rijomstandigheden. Gebruik:
Weather-modus voor regen en
sneeuw.
Eco-modus voor zuiniger rijden.
Tour-modus voor comfortabel
normaal rijden.
Sport-modus voor energiek
rijden op de weg.
Track-modus voor op het
racecircuit.
Er zijn 12 eigenschappen die per
modus variëren, zoals hieronder
aangegeven. Niet alle auto's
beschikken over alle functies
(afhankelijk van de opties).
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
