288
Verzorging van de auto
slijtage na het rouleren door, laat
dan de wieluitlijning controleren.
Zie Wanneer nieuwe banden
nodig zijn 0 288 en Wiel
vervangen 0 292.
Het is niet toegestaan om
banden met verschillende maten
van voor naar achter te rouleren.
Gebruik dit rouleerpatroon als
het voertuig voor en achter
banden met verschillende maten
heeft.
Nadat de banden zijn gerou-
leerd, moet u de bandenspan-
ning van de voor- en
achterbanden aanpassen, dit
volgens de aanbevolen banden-
spanning op het informatielabel
voor banden en laadvermogen.
Zie Bandenspanning 0 282 en
Belastingslimieten auto 0 187.
Reset het bandenspanningscon-
trolesysteem. Zie Werking
bandenspanningscontrolesys-
teem 0 285.
Controleer of alle wielmoeren
correct zijn vastgedraaid. Zie
Aanhaalmoment wielmoeren
onder Capaciteit en specifica-
ties 0 328.
Waarschuwing
Roest of vuil op een wiel of op
delen waaraan het bevestigd is,
kan ervoor zorgen dat wielmoeren
na verloop van tijd losraken. Het
wiel kan losschieten en een
ongeval veroorzaken. Wanneer u
een wiel vervangt, verwijdert u
eventuele roest of vuil van
Waarschuwing
plaatsen waar het wiel contact
maakt met de auto. In geval van
nood kunt u hiervoor een lap of
papieren doek gebruiken; gebruik
echter op een later moment een
schraper of staalborstel om alle
roest en vuil te verwijderen.
Vet na vervanging of roulatie
van een band het midden van
de wielnaaf in met wiellagervet
om corrosie of roestvorming te
voorkomen. Vermijd vet op het
platte wielbevestigingsoppervlak
of op de wielmoeren of -bouten.
Wanneer nieuwe banden
nodig zijn
De snelheid waarmee de banden
slijten is afhankelijk van factoren als
onderhoud, temperatuur, rijsnelheid,
voertuigbelasting en wegomstandig-
heden.
(Vervolg)
(Vervolg)