Inhoudsopgave
Advertenties
Wanneer de ruitenwissers worden
uitgeschakeld, schakelen de lampen
uit. Om dit uit te schakelen, zet u de
lichtschakelaar op
of
Waarschuwingsknipper-
lichten
De alarmknipperlichten
waarschuwen medeweggebruikers
dat u een probleem hebt. De knop
zit bij het midden van het instrumen-
tenpaneel.
: Druk op deze knop om de
richtingaanwijzers voor en achter te
laten knipperen. Schakel de
.
knipperlichten uit door nogmaals in
te drukken.
De alarmknipperlichten werken
onafhankelijk van de stand van het
contactslot, zelfs als het contact uit
staat.
Als de alarmknipperlichten werken,
werken de richtingaanwijzers niet.
Richtingaanwijzers
Zet de hendel bij het nemen van
een bocht helemaal omhoog of
omlaag.
Op de instrumentengroep knippert
een pijl in de richting van de desbe-
treffende richtingaanwijzer.
Verlichting
Zet voor het veranderen van rijst-
rook de hendel omhoog of omlaag
totdat het pijltje begint te knipperen.
Laat de hendel los om de richting-
aanwijzer automatisch drie keer te
laten knipperen. Blijf de hendel
vasthouden als het systeem meer
moet knipperen.
Bij het loslaten keert de hendel weer
in de uitgangsstand terug.
Als de pijlen bij het nemen van een
bocht of het veranderen van rijst-
rook snel knipperen of niet branden,
kan een richtingaanwijzer-LED
defect zijn.
Als een richtingaanwijzer-LED
defect is, neemt u contact op met
uw dealer.
Zoemer richtingaanwijzer aan
Als de richtingaanwijzer na meer
dan 1,2 km (0,75 mi) rijden nog
steeds werkt, klinkt er een zoemer.
Zet de richtingaanwijzer uit en weer
aan als u deze gedurende meer dan
1,2 km (0,75 mi) wilt laten werken.
153
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
