248
Verzorging van de auto
Controlepunten en hulpmid-
delen
Het reservoir van de hydraulische
koppelingsvloeistof is voorzien van
dit symbool. Zie Overzicht motor-
ruimte 0 237 voor de locatie van het
reservoir.
Raadpleeg de Aanbevolen vloei-
stoffen en smeermiddelen 0 323
voor de juiste vloeistof die moet
worden gebruikt. De vloeistof moet
ververst worden. Zie Gepland
onderhoud 0 319.
Controleren en vloeistof
bijvullen
Controleer het reservoir van de
koppelingsvloeistof visueel om er
zeker van te zijn dat het vloeistofpeil
aan de zijde van het reservoir op de
MIN-lijn (minimum) staat. Het
systeem van de hydraulische
koppelingsvloeistof moet gesloten
en afgedicht zijn.
Verwijder niet de dop om het vloei-
stofpeil te controleren of het vloei-
stofpeil bij te vullen. Verwijder de
dop alleen wanneer het nodig is om
de juiste vloeistof bij te vullen tot de
vloeistof bij de MIN-lijn staat.
Luchtfilter motor
Zie Overzicht motorruimte 0 237
voor de locatie van het motorlucht-
filter.
Als u de auto reinigt met de
motorkap geopend, spuit dan geen
water direct in de buurt van de filter-
opening van het luchtfilter, zoals
aangegeven in de afbeelding, omdat
de motor van uw auto dan bescha-
digd kan raken.
Wanneer motorluchtfilter inspec-
teren?
Voor de intervallen voor vervanging
en controle van het motorluchtfilter/
-element, zie Gepland onder-
houd 0 319.
Werkwijze voor controle motor-
luchtfilter
Start de motor niet en laat deze
evenmin draaien met het luchtfilter-
huis open. Controleer alvorens het
motorluchtfilter te verwijderen of het
luchtfilterhuis en de omringende
onderdelen vrij zijn van vuil en
afzettingen. Verwijder het motor-
luchtfilter. Tik voorzichtig tegen het
luchtfilter en schud het heen en
weer (uit de buurt van de auto) om
stof en vuil te verwijderen. Inspec-
teer het motorluchtfilter op schade
en vervang het bij schade. Reinig
het motorluchtfilter of de compo-
nenten ervan niet met water of
perslucht.