Systeem voor binnenluchtkwaliteit
Het luchtkwaliteitssysteem (AQS) bestaat
uit een meerlagig filter, een AQS-sensor en
een PM2,5-sensor. Het filter verwijdert
rook en vaste deeltjes uit de inlaatlucht,
zodat er minder geuren en verontreini-
gende stoffen in het voertuig
terechtkomen.
De AQS-sensor kan de luchtkwaliteit bui-
ten de auto bewaken. Wanneer verontrei-
nigende stoffen worden gedetecteerd,
wordt de inlaatpoort voor de externe
luchtcirculatie gesloten en wordt de inter-
ne luchtcirculatie ingeschakeld voor de
lucht in de passagiersruimte om te voorko-
men dat de lucht binnenin wordt
verontreinigd.
De PM2.5-sensor controleert de vaste
deeltjes van de lucht in het voertuig. Wan-
neer het detecteert dat de deeltjesvervui-
ling ernstig is, schakelt het de externe
luchtcirculatie in om de vervuiling in het
voertuig te verminderen.
1. Open de interface van de klimaatrege-
ling
(→ Pagina
94).
2. Tik op Luchtkwaliteit om de huidige PM
2.5-waarde in het voertuig en het AQS-
luchtkwaliteitsniveau buiten het voer-
tuig te controleren.
3. Tik op
om de smart air in te
schakelen.
Wanneer de resterende levensduur
van het cabineluchtfilter minder dan
10% is, moet u het filter vervangen.
4. Tik op
om de ontgeuring in te
schakelen.
Om het airconditioningsysteem en de
luchtfiltering normaal te laten werken,
moet u het aircofilterelement gebruiken.
Controleer of het filterelement van de air-
conditioning goed is geïnstalleerd en of de
behuizing ervan goed is afgesloten in het
voorste compartiment. Laat het onderhoud
altijd uitvoeren bij een door smart geauto-
riseerde servicepartner.
Klimaatregelingsysteem
Luchtopeningen
WAARSCHUWING Risico op brand-
wonden of bevriezing door onvol-
doende afstand tot de luchtuitlaat
De luchtuitlaat kan oververhitte of be-
vroren lucht uitblazen.
Dit kan brandwonden of bevriezing ver-
oorzaken bij mensen in de buurt van de
luchtuitlaat.
► Zorg ervoor dat de bewoners binnen
voldoende afstand houden van de
luchtuitlaten.
► Leid zo nodig de luchtstroom naar
andere delen van het voertuig.
Neem het volgende in acht om ervoor te
zorgen dat via de luchtuitlaat frisse lucht
het voertuig binnenkomt:
● Zorg ervoor dat de luchtuitlaat en het
ventilatierooster in het voertuig onbe-
lemmerd blijven.
● Zorg ervoor dat de luchtinlaat vrij is van
vuil zoals ijs, sneeuw en bladeren.
Instellen van de luchtuitlaat aan de
voorkant
1. Instellen van de luchtuitlaten aan de
bestuurderszijde: beweeg de schuifjes
omhoog, omlaag, naar links en naar
rechts om de richting van de luchtuit-
laat in te stellen. Draai de schuifjes
naar de zijkanten van de bestuurders-
stoel in de maximale stand om de lucht-
openingen te sluiten.
2. Instellen van de luchtuitlaten aan de
passagierszijde: beweeg de schuifjes
omhoog, omlaag, naar links en naar
rechts om de richting van de luchtuit-
laat in te stellen. Draai de schuifjes
97