De klimaatregeling instellen op AUTO
In de AUTO-modus wordt het interieur van
het voertuig op een constante tempera-
tuur gehouden.
Tik op
om de AUTO-klimaatregeling
in te schakelen.
Wanneer de klimaatregeling is inge-
schakeld, is het raadzaam de AUTO-
modus te kiezen om het comfort te
optimaliseren.
Instellen van de luchtstroomrichting
Tik op
of veeg naar boven op het
centrale display om de klimaatregelingsin-
terface te openen, en pas de luchtstroom-
richting van de klimaatregeling aan met de
pictogrammen op de
klimaatregelingsinterface:
Voorruit
●
Gezicht
●
Voet
●
U kunt meerdere luchtstroomrich-
tingen tegelijk selecteren, zoals de
luchtstroom van de voorruit en de
vloer tegelijk instellen.
Instellen van de luchtcirculatiestand
Tik op
om de luchtcirculatie in het
voertuig naar behoefte om te schakelen
naar intern/automatisch/extern.
Als de de interne circulatie in de
winter is ingeschakeld, kunnen de
ruiten beslaan. De automatische cir-
culatie wordt aanbevolen.
Ontdooien van de voorruit
Tik op de toets
deelte van het display om de voorruitont-
dooiing in te schakelen, zodat ijs en rijp op
de voorruit en de ruiten snel worden
verwijderd.
WAARSCHUWING
Zorg er voor de veiligheid voor dat er
geen ijsresidu, sneeuw of watercondens
op de voorruit ligt. Dit is heel belangrijk.
Anders kan het zicht worden belemmerd
en kunnen er ongelukken gebeuren.
in het middelste ge-
Klimaatregelingsysteem
Ontdooien van de achterruit
Tik op de toets
deelte van het display om de ontdooiing
van de achterruit in te schakelen om ijs en
rijp op de achterruit en de buitenspiegels
te verwijderen.
Het indicatielampje licht op wanneer de
functie is ingeschakeld. De functie schakelt
automatisch uit en het indicatielampje
dooft na enige tijd draaien.
WAARSCHUWING
Zorg er voor de veiligheid voor dat er
geen ijsresidu, sneeuw of watercondens
op de voorruit ligt. Dit is heel belangrijk.
Anders kan het zicht worden belemmerd
en kunnen er ongelukken gebeuren.
Inschakelen/uitschakelen van de
voorstoelverwarming
WAARSCHUWING
Gebruik de voorstoelverwarming niet als
u of de passagiers ziek, gehandicapt of
bewusteloos zijn en de temperatuur van
de stoel niet fysiek kunnen voelen.
Inschakelen/uitschakelen van de
voorstoelverwarming
1. Om het niveau in te schakelen/te ver-
hogen:
tik op
display totdat het gewenste verwar-
mingsniveau is bereikt.
Afhankelijk van het verwarmingsniveau
kunnen maximaal 3 controlelampjes
branden.
2. Om het niveau uit te schakelen/te ver-
lagen: tik
op
display totdat het gewenste verwar-
mingsniveau is bereikt; als alle controle-
lampjes uit zijn, betekent dit dat de
stuurwielverwarming is uitgeschakeld.
Het hoogste niveau is het stan-
daardniveau wanneer de functie is
ingeschakeld. Tik op de knop om het
niveau telkens te verlagen totdat
het is uitgeschakeld.
in het middelste ge-
op het centrale
op het centrale
95