Veiligheidssysteem
Overzicht van het veiligheidssysteem
Het voertuig is uitgerust met meerdere
veiligheidssystemen, die met elkaar sa-
menwerken om de inzittenden bij een on-
geval te beschermen. Op basis van het
ongeval, zoals botshoek, over de kop slaan
of van de weg raken, reageert het veilig-
heidssysteem anders om betere bescher-
ming te bieden.
Het veiligheidssysteem omvat de
volgende onderdelen:
● Veiligheidsgordels
● Airbags
● Kinderbeveiligingssysteem
Om ervoor te zorgen dat het
veiligheidssysteem de beoogde
bescherming biedt, moeten de inzittenden
van het voertuig het volgende in acht
nemen:
● Maak de veiligheidsgordels goed vast.
● Zit in een bijna rechte houding met de
rug tegen de rugleuning.
● Houd uw voeten op de grond.
● Voor kinderen jonger dan 12 jaar en
kleiner dan 1,35 meter wordt aangera-
den een geschikt kinderbeveiligings-
systeem te gebruiken. Neem altijd de
plaatselijke wetten en voorschriften
voor het gebruik van een kinderbeveili-
gingssysteem in het voertuig in acht.
Geen enkel veiligheidssysteem dat van-
daag beschikbaar is, kan het aantal ge-
wonden en doden in elke ongevalssituatie
volledig elimineren. Met name de veilig-
heidsgordel en de airbag beschermen de
inzittenden over het algemeen niet tegen
voorwerpen die van buitenaf het voertuig
binnendringen. Het is ook niet mogelijk het
risico op verwondingen door het opblazen
van de airbag volledig uit te sluiten.
Veiligheid van de inzittenden
WAARSCHUWING Risico op verwon-
dingen of de dood door wijzigingen
aan het veiligheidssysteem
Het veiligheidssysteem kan niet meer
correct functioneren nadat er wijzigin-
gen zijn aangebracht.
Het veiligheidssysteem beschermt de
inzittenden mogelijk niet zoals bedoeld.
Hij kan bijvoorbeeld onverwacht in
werking treden of helemaal niet in werk-
ing treden bij een ongeval.
► Wijzig nooit de onderdelen van het
veiligheidssysteem.
► Knoei nooit met de bedrading, de
elektronische componenten en hun
software.
Slecht werkend veiligheidssysteem
Bij het inschakelen van het voertuig gaan
de richtingaanwijzers
stuurdersinformatiedisplay branden en
voert het veiligheidssysteem een zelfdiag-
nose uit. Tijdens dit proces gaat het sto-
ringslampje van de airbag
en gaat het kort na het inschakelen van
het voertuig weer uit.
Er is een storing in het veiligheidssysteem
opgetreden als:
● Nadat het voertuig is ingeschakeld en
het indicatielampje
stuurdersinformatiedisplay gaat bran-
den, het storingslampje van de airbag
niet gaat branden.
● Het storingslampje van de airbag
tijdens een rit continu of herhaaldelijk
gaat branden.
Als er een storing in het veiligheidssys-
teem is opgetreden, neem dan onmiddellijk
contact op met een door smart geautori-
seerde servicepartner voor inspectie en
reparatie.
Functies van het veiligheidssysteem bij
een ongeluk
De werking van het veiligheidssysteem is
afhankelijk van de gedetecteerde kracht
31
op het be-
branden
op het be-