150
Bestuurdersdisplay
Indicatielampje elektronische
stuurbekrachtiging (EPAS) - snelheids-
proportionele storing: wanneer de EPAS
minder goed werkt/de stuurbekrachtiging
vermindert, gaat het gele waarschuwings-
lampje branden; wanneer de EPAS geen
stuurbekrachtiging kan geven, gaat het
rode waarschuwingslampje branden. Par-
keer in het geval van bovenstaande situ-
aties tijdens normaal rijden het voertuig
op een veilige plaats en neem contact op
met een door smart geautoriseerde servi-
cepartner. Het kan gevaarlijk zijn om met
het voertuig te blijven rijden.
Indicatielampje defecte airbag:
wanneer de airbags of de gordelspanners
niet goed werken, gaat het waarschu-
wingslampje branden. Parkeer in het geval
van bovenstaande situaties tijdens nor-
maal rijden het voertuig op een veilige
plaats en neem contact op met een door
smart geautoriseerde servicepartner. Het
kan gevaarlijk zijn om met het voertuig te
blijven rijden.
Indicatielampje aanhangwagen-
module defect: wanneer de aanhangwa-
genmodule niet goed functioneert, gaat
het waarschuwingslampje branden.
Indicatielampje rich-
tingaanwijzers: wanneer de richtingaan-
wijzers ingeschakeld zijn, knippert het
bijbehorende indicatielampje. Wanneer de
alarmknipperlichten worden ingeschakeld,
knipperen de indicatielampjes van de rich-
tingaanwijzers aan beide zijden.
Indicatielampje adaptief groot-
licht : wanneer het adaptief grootlicht niet
goed functioneert, gaat het waarschu-
wingslampje branden.
Temperatuurindicator: toont de
omgevingstemperatuur.
Indicatielampje elektrische par-
keerrem: wanneer de elektrische parkeer-
rem wordt aangetrokken, gaat het
indicatielampje branden.
Indicatielampje rijklaar: wanneer
het voertuig normaal kan rijden, gaat het
indicatielampje branden.
Indicatielampje cruisecontrol: als
de cruisecontrol in de gereedstand staat,
brandt het grijs/witte indicatielampje; als
de cruisecontrol is ingeschakeld, brandt
het groene indicatielampje.
Indicatielampje snelheidsbe-
grenzing: wanneer de snelheidsbegrenzing
in de gereedstand staat, gaat het grijs/
witte indicatielampje branden; wanneer de
snelheidsbegrenzing is ingeschakeld, gaat
het groene indicatielampje branden; wan-
neer de snelheidsbegrenzing wordt over-
schreden, gaat het gele
waarschuwingslampje branden.
Indicatielampje adaptieve cruise-
control: als de adaptieve cruisecontrol in
de gereedstand staat, brandt het grijs/
witte indicatielampje; als de adaptieve
cruisecontrol is ingeschakeld, brandt het
groene indicatielampje, wanneer de adap-
tieve cruisecontrol niet goed werkt, gaat
het groene waarschuwingslampje branden.