Download Print deze pagina

SMART 1 2023 Gebruikershandleiding pagina 120

Advertenties

Sensoren van het rijhulpsysteem
Het voertuig is uitgerust met meerdere ra-
dars en camera's, die worden gebruikt om
de afstand tussen de voorligger en uw
voertuig te detecteren, verkeers- of ver-
keersborden te identificeren en omlig-
gende voertuigen, voetgangers, enz. te
detecteren.
Vooruitkijkcamera, geplaatst achter de
binnenspiegel.
2 panoramische camera's op de
buitenspiegels.
1 panoramische camera, boven de
voorste kentekenplaat.
Voorwaartse millimetergolfradar, ge-
plaatst in het midden van de
voorbumper.
Hoekradars, geplaatst aan beide zijden
van de voor- en achterbumpers.
12 voor- en achterradars, geplaatst op
de voor- en achterbumpers.
1 panoramische camera, boven de ach-
terste kentekenplaat.
Beperkingen van de sensor van het
bestuurdersassistentiesysteem
De sensor van het bestuurdersassistentie-
systeem heeft bepaalde beperkingen. Let
bij het dagelijks gebruik van de auto op de
volgende omstandigheden, anders werkt
Rijden en parkeren
het bestuurdersassistentiesysteem moge-
lijk niet goed:
● Installeer nooit accessoires zoals kente-
kenplaatdecoratie of stickers in de ra-
dar, camera en omgeving. Anders kan
het werkbereik van de sensoren worden
beïnvloed, waardoor sommige rijhulp-
systemen niet werken.
● Hevige weersomstandigheden, zoals
zware sneeuw, zware regen en mist,
kunnen de sensoren verzwakken of er-
voor zorgen dat het systeem tijdelijk
niet werkt.
● Sterke verlichting, reflecterende opper-
vlakken, ijs of sneeuw, water, vuil op de
weg of vage rijstrookmarkeringslijnen
kunnen het vermogen van de camera
om voertuigen, voetgangers, verkeers-
borden of andere obstakels te herken-
nen aanzienlijk beïnvloeden.
● De radar kan worden gestoord door an-
dere radioapparatuur of sterke
radarreflecties.
● In sommige gevallen duurt het langer
dan verwacht voordat de radar andere
voertuigen detecteert of worden ze he-
lemaal niet gedetecteerd.
● Wanneer een voertuig op bochtige,
smalle en steile wegen rijdt of een tun-
nel in- of uitrijdt, is het mogelijk dat de
radar voorliggers of andere obstakels
niet detecteert.
● Sla nooit tegen de sensor of het omrin-
gende gebied.
● De scheuren/krassen of steenslag in het
bumpergebied achter de radar beïn-
vloeden de werking van de radar.
● Als de passagierscabine een zeer hoge
temperatuur heeft, kan de vooruitkijk-
camera tijdelijk worden uitgeschakeld.
Zolang de voorwaartse camera niet tot
een voldoende lage temperatuur is af-
gekoeld, zal hij niet automatisch op-
nieuw opstarten of opnieuw gaan
werken.
● Voor een normale werking van de radar
moet het sensorgebied vrij zijn van stof,
ijs, sneeuw of ander vuil en moet het
gebied regelmatig worden
schoongemaakt.
119

Advertenties

loading

Gerelateerde Producten voor SMART 1 2023

Deze handleiding is ook geschikt voor:

#1 2022