Twee keer per jaar:
(in het voorjaar en in het najaar)
• Controleer de radiateurslangen en
de slangen van de verwarming en
de airconditioning op lekkage en
beschadigingen.
• Controleer de werking van de
ruitenwissers en -sproeiers. Reinig
de ruitenwisserbladen met een
schone, met
ruitensproeiervloei-
stof doordrenkte doek.
• Controleer de stand van de
koplampen.
• Controleer
de
dempers,
uitlaatpijpen, de hitteschilden en
de bevestigingen van de uitlaat.
• Controleer de werking van de
veiligheidsgordels en controleer op
slijtage.
Ten minste eenmaal per jaar:
• Reinig de afvoeropeningen aan de
onderzijde van de portieren en de
dorpels.
• Smeer alle portierscharnieren en
motorkapscharnieren.
• Smeer
de
motorkapsloten, - vergrendelingen.
• Smeer de portierrubbers.
• Controleer vóór de zomer de
werking van de airconditioning.
• Reinig de accu en de accupolen.
• Controleer het remvloeistofniveau.
de
portier-
en
7
7-7