Rijden met uw auto
Breng de auto volledig tot stilstand
alvorens stand R (achteruit) in te
schakelen, zet de selectiehendel in
de vrijstand en schakel vervolgens
stand R (achteruit) in.
Als u compleet stilstaat en de 1e
versnelling of stand R (achteruit) is
moeilijk in te schakelen:
1. Zet de selectiehendel in de
vrijstand
en
laat
koppelingspedaal opkomen.
2. Trap het koppelingspedaal weer in
en schakel vervolgens de 1e
versnelling of stand R (achteruit)
in.
i
Informatie
Bij zeer lage buitentemperaturen kan
het schakelen wat moeizamer gaan
zolang de transmissieolie nog koud is.
5-16
Bedienen van de koppeling
Het koppelingspedaal moet geheel
worden ingetrapt omdat:
- Starten van de motor
De motor kan niet worden gestart
zonder het koppelingspedaal in te
trappen.
- Versnelling
inschakelen,
versnelling opschakelen of één
versnelling terugschakelen.
het
Laat het koppelingspedaal langzaam
opkomen. Het koppelingspedaal
moet tijdens het rijden altijd geheel
zijn losgelaten.
OPMERKING
Laat na het inschakelen van de
versnelling het koppelingspedaal
langzaam opkomen om vooruit of
achteruit weg te rijden. Het
plotseling op laten komen van
het
koppelingspedaal
resulteren in een ongeval.
AANWIJZING
Om onnodige slijtage of schade
aan de koppeling te voorkomen:
• Laat tijdens het rijden uw voet
niet op het koppelingspedaal
rusten.
• Gebruik de koppeling niet om de
één
auto op zijn plaats te houden op
een helling, bij het wachten voor
een verkeerslicht, enz.
• Trap het koppelingspedaal altijd
geheel in om bijgeluiden tijdens
het schakelen of schade te
voorkomen.
• Trap het koppelingspedaal niet
herhaaldelijk
koppelingspedaal
loslaten niet teruggekeerd is in
zijn oorspronkelijke positie.
• Rijd niet weg in de 2e (tweede)
versnelling, tenzij u wegrijdt
vanuit stilstand op een gladde
weg.
kan
• Rijd niet met de auto als deze
zwaarder
is
toegestaan.
in
als
het
na
het
beladen
dan