De flitsintensiteit corrigeren
U kunt de flitsintensiteit instellen van
De volgende flitscorrectiewaarden kunnen in stappen van 1/3 LW
of 1/2 LW worden ingesteld, afhankelijk van het gebruikte objectief.
Stapinterval
–2.0, –1.7, –1.3, –1.0, –0.7, –0.3, 0.0, +0.3, +0.7, +1.0
1/3LW
–2.0, –1.5, –1.0, –0.5, 0.0, +0.5, +1.0
1/2LW
1
Druk bij stap 2 op p.62 op de vierwegbesturing (3).
2
Draai aan de e-knop.
De flitscorrectiewaarde
wordt weergegeven.
Druk op de knop d/i
als u de waarde wilt resetten naar 0.0.
• Als de flitsintensiteit het maximum overschrijdt, zal de correctie geen effect
hebben, zelfs als de correctiewaarde wordt ingesteld naar de pluszijde (+).
• Corrigeren naar de minrichting (-) heeft mogelijk geen effect wanneer
het onderwerp te dichtbij is, het diafragma ingesteld is op een brede opening
of de ingestelde gevoeligheid hoog is.
• De correctie van de flitsintensiteit werkt ook bij gebruik van externe flitsers
die automatisch P-DDL-flitsen ondersteunen.
2.0 tot +1.0.
–
Flitscorrectiewaarde
Annul.
Annul.
MENU
Auto ontladen flitser
Auto ontladen flitser
+0.7
+0.7
OK
63
3
OK
OK