Bedieningsindicaties
Op de monitor worden met de hieronder getoonde indicaties de knoppen
aangeduid die op dat moment kunnen worden gebruikt.
Voorbeeld)
Vierwegbesturing (2)
2
Vierwegbesturing (3)
3
Vierwegbesturing (4)
4
Vierwegbesturing (5)
5
4-knop
E-knop
• Het beeld op de monitor kan afwijken van de uiteindelijke opname indien
de helderheid van het onderwerp hoog of laag is.
• Het beeld kan flikkeren indien er tijdens de opname wijzigingen
in de lichtbron optreden. U kunt het flikkeren verminderen door
de vermogensfrequentie bij [Flikkerreductie] in het menu [R Instellen 1]
af te stemmen op de vermogensfrequentie die in uw regio wordt gebruikt.
• Als de stand van de camera tijdens de opname snel wordt gewijzigd, wordt
het beeld wellicht niet met de juiste helderheid weergegeven.
Wacht dan tot het beeld stabiliseert, voordat u een opname maakt.
• Onder omstandigheden met weinig licht kan er ruis ontstaan in het beeld
van de monitor.
• Hoe hoger de gevoeligheidswaarde, des te meer ruis en kleurinstabiliteit
kan er optreden in het monitorbeeld en/of de gemaakte opname.
• Opnames kunnen niet op de monitor getoond worden terwijl gegevens
op een SD-geheugenkaart opgeslagen worden.
• Als u gedurende langere tijd opnamen maakt, neemt de temperatuur
in de camera toe, met opnamen van mindere kwaliteit als gevolg.
We raden u aan om de camera uit te schakelen als u geen opnamen maakt.
Laat de camera afkoelen tussen opnamen met een lange belichtingstijd
en video-opnamen om te voorkomen dat de beeldkwaliteit achteruit gaat.
Ontspanknop
3-knop
M-knop
Snelinstelling/Wissen-knop
d /
mc-knop
31
1
1