1 E-knop
Stelt de sluitertijd, het diafragma
en de belichtingscorrectie in.
(p.87)
U kunt het menu wijzigen indien
een menuscherm getoond wordt.
(p.35)
U kunt de instellingen wijzigen
indien het bedieningspaneel
panel getoond wordt. (p.34)
2 Functiekiezer
Opnamestand wijzigen. (p.78)
3 Ontspanknop
Druk deze knop in om opnamen
te maken. (p.59)
4 Snelkeuzewiel
U kunt uw voorkeursinstellingen
voor opnamen opslaan en deze
later weer gemakkelijk ophalen.
(p.152)
5 Ontgrendelknop voor
objectief
Druk deze knop in om een
objectief te verwijderen. (p.50)
6 Q (Weergeven)-knop
Hiermee wordt de weergavestand
geactiveerd. (p.66)
7 Uitklapschakelaar flitser
Verschuif deze schakelaar
om de ingebouwde flitser
uit te klappen (p.64).
8 Aan/uit-knop
Druk deze knop in om de camera
in of uit te schakelen (p.51).
9 mc (Belichtingscorrectie)
-knop
Druk deze knop in om de waarden
voor belichtingscorrectie
en diafragma in te stellen.
(p.88, p.90)
0 d/i (Snelinstelling/
Wissen) -knop
Druk deze knop in om de waarden
te resetten die worden ingesteld,
of u kunt een functie aan deze
knop toewijzen. (p.159)
a 4-knop
Druk tijdens weergave
van het bedieningspaneel
of een menuscherm op deze
knop om het geselecteerde
item te bevestigen.
b Vierwegbesturing
(2345)
Toont het instellingenmenu
van de Gevoeligheid/Witbalans/
Flitsinstelling/Transportstand.
(p.70)
Als het bedieningspaneel
of een schermmenu wordt
weergegeven, verplaatst
u de cursor of wijzigt u een item
met de vierwegbesturing.
c 3-knop
Toont het menu
Opnamemodus 1] (p.71).
Druk, terwijl het menu getoond
wordt, op deze knop om terug
te keren naar het vorige scherm.
(p.35)
d M-knop
Wijzigt de weergavestijl
op de monitor. (p.24)
[A
21
1
1