228
Verzorging van de auto
Wieldoppen
Gebruik wieldoppen en banden die
door de fabriek voor de desbetref‐
fende auto zijn goedgekeurd en daar‐
mee aan alle eisen voor de desbe‐
treffende combinatie van wielen en
banden voldoen.
Indien geen wieldoppen en banden
worden gebruikt die door de fabriek
zijn goedgekeurd, mogen de banden
niet voorzien zijn van een velgbe‐
schermingsrand.
Wieldoppen mogen de koeling van de
remmen niet belemmeren.
9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte ban‐
den of wieldoppen kan tot plotse‐
ling drukverlies leiden met onge‐
lukken als mogelijk gevolg.
Naafdoppen
Banden met de maat 245/35 R20
hebben een specifieke naafdop. Om
de dop van een los wiel te verwijde‐
ren, moet u de lippen één voor één
losmaken. Duw de dop daarna in het
midden vanaf de achterkant uit de
velg.
Bij het monteren moet u naafdop met
de lippen recht voor de uitsparingen
houden.
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen zijn uitsluitend op
de voorwielen toegestaan.
Gebruik altijd kettingen met fijne
schakels waardoor het loopvlak en de
binnenkanten (inclusief kettingslot)
met niet meer dan 10 mm toenemen.
9 Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
Sneeuwkettingen zijn uitlsuitend toe‐
gestaan op banden met de maten
205/60 R 16, 215/55 R 17,
215/60 R 16, 225/45 R 18,
225/50 R 17 en 235/45 R 18.
Sneeuwkettingen zijn niet toegestaan
op banden met de maten
225/55 R 17, 245/45 R 18,
245/40 R 19, 245/35 R 20 en
255/35 R 20.
Sneeuwkettingen mogen niet op het
tijdelijke reservewiel worden gebruikt.
Bandenreparatieset
Lichte beschadigingen van de loop‐
vlakken van de banden kunnen met
de bandenreparatieset worden ver‐
holpen.
Vreemde voorwerpen niet uit de ban‐
den verwijderen.