Klap beide voetsteunen volledig uit
wanneer er een passagier meerijdt.
Het passagierspictogram
instrumentenbord weergegeven om aan
te geven dat het VSS nu in de
passagiersmodus staat.
Neem pas een passagier mee als
u voldoende rijervaring hebt opge-
daan in diverse omstandigheden
en uw voertuig perfect kunt bestu-
ren.
De passagier moet mentaal fris en
waakzaam zijn, met de voeten aan
de voetsteunen en de handvatten
kunnen raken, zodat hij het even-
wicht kan bewaren en zich bij plot-
se manoeuvres kan vasthouden.
Hij mag de bestuurder niet afleiden.
Let erop dat de passagier een ge-
paste beschermende rijuitrusting
draagt. De passagier moet dezelfde
beschermende uitrusting dragen
als de bestuurder, in het bijzonder
een helm. Een helm met vizier
wordt aanbevolen. Bij een nood-
stop kan de passagier immers met
zijn gezicht tegen de helm van de
bestuurder botsen.
Blijf de remmen bedienen tot de
passagier in de rijpositie zit.
Leg de passagier voor het vertrek
uit hoe hij moet meerijden. Laat de
passagier de volgende regels vol-
gen:
1.
Bewaar een correcte rijhou-
ding.
-
Houd de handgrepen voor
de passagier vast en houd
de voeten steeds op de
voetsteunen voor de pas-
sagier, zelfs met een opti-
onele rugsteun.
wordt in het
OPMERKING
pen nooit voor het vastbinden,
optillen of transporteren van het
voertuig.
2.
3.
4.
Vermijd
remmen en draaien, vooral met
onervaren passagiers. Plotse, onver-
wachte manoeuvres kunnen de
passagier doen vallen.
EEN PASSAGIER OF LADING VERVOEREN
-
De passagier zou zich niet
aan de bestuurder mogen
vasthouden want de kans
bestaat dat de bestuurder
de zijdelingse kracht die op
de twee samen inwerkt
niet zal kunnen weerstaan.
-
Verschillende handposities
kunnen aangenamer zijn
om de handgrepen bij ver-
schillende manoeuvres
vast te houden. (bv. een
hand op de hoek vooraan
en een hand op de tegen-
overliggende hoek achter-
aan in bochten, de twee
handen vooraan of achter-
aan in andere situaties).
Gebruik handgre-
Blijf uit de buurt van de uitlaat-
pijp en het achterwiel.
U zo weinig mogelijk omdraai-
en of overhellen behalve om
het evenwicht te behouden in
een bocht. Bij een onver-
wacht manoeuvre heeft een
passagier die niet in een nor-
male rijpositie zit een grotere
kans om te vallen.
Houd uw ogen op de weg en
anticipeer op de verwachte
wegomstandigheden. Hel in
bochten eventueel wat over
om te weerstaan aan de zijde-
lingse krachten. Als u over
een obstakel, gat of bult gaat,
kom dan een beetje uit het
zadel zonder uw ellebogen
vast te zetten.
abrupte
versnellingen,
77