VERKEERSSTRATEGIEËN
Obstakels, gaten en bulten
Probeer zo weinig mogelijk over
obstakels, gaten en bulten te rijden.
Als u er toch over moet rijden, ver-
traag dan zoveel mogelijk van tevo-
ren en laat de rem los terwijl u er-
overheen gaat.
Benader brede obstakels of bulten
zo recht mogelijk zodat de twee
voorbanden er tegelijk overgaan.
Bestuurders staan best even op de
voetsteunen en absorberen de
schok met de benen als er met de
twee voorwielen over een obstakel,
bult of gat wordt gereden. Houd u
klaar als het achterwiel het obstakel
raakt.
LET OP Door het voertuigont-
werp kunnen uw hielen in som-
mige situaties de grond scham-
pen. Denk eraan ze op te tillen
wanneer u over een obstakel,
bult of gat rijdt.
Bij smallere obstakels, bulten of
gaten is het beter om er met de
achterband over te rijden. Als u er
met een voorband overrijdt, houd
het stuur dan stevig vast, zorg dat
u niet per ongeluk gas geeft en
houdt u klaar om uw baan eventu-
eel aan te passen.
Als u op een te groot obstakel, bult
of gat rijdt, kan het voertuig opsprin-
gen en op u botsen, kunt u eraf
vliegen, er de controle over verlie-
zen of kan het gaan tollen of om-
slaan.
Als u niet tijdig helemaal tot stil-
stand kunt komen om een obstakel
te vermijden, kunt u uitwijken. U
kunt desgevallend tegelijk afwijken
en remmen.
Als u onderweg een groot dier te-
genkomt, bijvoorbeeld een hert,
stopt u er best voor en wacht tot
het dier weggaat, of rijdt u er lang-
zaam voorbij.
74
Als een hond achter u aan loopt, is
het een goede aanpak om lager te
schakelen naarmate de hond dich-
terbij komt en dan weg te snellen
naarmate u het punt nadert waarop
de hond u zou te pakken krijgen.
Noodgevallen onderweg
Het voertuig kan onderweg defect
raken of er kan zich steeds een
onverwachte situatie voordoen.
Een goed onderhouden voertuig
vermindert het risico op een defect
weliswaar, maar toch moet u voor-
bereid zijn op noodsituaties.
-
Bewaar de Gebruikershandlei-
ding altijd in het voertuig.
-
Volg deze aanwijzingen als u op
de weg stopt:
• Als de weg verharde pech-
stroken heeft, gebruik dan
de knipperlichten om aan te
geven dat u van de snelweg
wilt rijden, rijdt er aan iets
minder dan de snelheid van
het verkeer af en vertraag
dan tot stilstand.
• Geef in het geval van onver-
harde pechstroken met uw
richtingaanwijzer aan dat u
de weg wilt verlaten, rem af
tot een veilige snelheid
voordat u de geasfalteerde
weg verlaat en breng het
voertuig tot stilstand.
• Laat de richtingaanwijzer in-
geschakeld om ervoor te
zorgen dat u beter zichtbaar
bent.
• Schakel de waarschuwings-
knipperlichten in bij model-
len die hiermee zijn uitgerust
om ervoor te zorgen dat u
beter zichtbaar bent.