NODIGE RIJVAARDIGHEID EN PRAKTIJKOEFENINGEN
-
Een helper kan aan de oefening
een verrassingselement toevoe-
gen door te bepalen in welke
richting u moet uitwijken of
wanneer u moet stoppen. Laat
uw helper op een veilige af-
stand staan (bv. voorbij het ein-
de van het oefenterrein). Als u
bij de eerste reeks bakens
komt, kan de helper met hand-
signalen de richting aangeven
waarin u moet zwenken of waar
u moet stoppen.
-
Oefen met in de spiegels te kij-
ken en de dode hoek te contro-
leren voordat u uitwijkt.
8) Achteruitrijden
Doel
-
Vertrouwd raken met de bestu-
ring van het voertuig en de
draaicirkel in achteruit.
Aanwijzingen
-
In Achteruit schakelen. Zie
ACHTERUIT RIJDEN in BASIS-
PROCEDURES .
-
Controleer of de ruimte achter
u vrij is. Blijf achteruit kijken. Let
op dat u met uw voorwielen
nergens tegenaan botst terwijl
u achteruit rijdt. Laat de gas los
en druk de rem in om te vertra-
gen en te stoppen, net als
wanneer u gewoon rijdt.
-
Rijd telkens een meter achteruit
en stop tussendoor.
-
Beperk uw snelheid en rijd nooit
langere afstanden achteruit.
-
Hebt u het achteruitrijden goed
onder de knie, probeer dan
achterwaarts een parkeerplaats
in te rijden, als aangegeven op
het onderstaande schema.
66
1. Start
2. Achteruit
3. Stop
4. Vooruit
Rijvaardigheden voor
gevorderden
Zodra u de basisvaardigheden on-
der de knie hebt, kunt u zich toeleg-
gen op de meer gevorderde rijvaar-
digheden. Leer eerst de VERKEERS-
STRATEGIEËN in het volgende
hoofdstuk. Daarna kunt u zich met
uw voertuig op de weg begeven in
weinig risicovolle situaties.
Begin te rijden in minder uitdagen-
de situaties:
-
Korte afstanden
-
Mooi weer
-
Weinig verkeer
-
Overdag
-
Lage snelheden
-
Geen passagier.
Naarmate uw vaardigheden verbe-
teren, kunt u geleidelijk overgaan
naar meer uitdagende rijsituaties.