NODIGE RIJVAARDIGHEID EN PRAKTIJKOEFENINGEN
3) De motor stoppen tijdens het
rijden
Doel
-
Vertrouwd raken met het ge-
bruik van de motorstopschake-
laar tijdens het rijden, zodat u
weet hoe uw voertuig gaat rea-
geren als u die later moet gebrui-
ken.
Aanwijzingen
-
Halverwege op het rechte stuk,
rijdend met een snelheid van
8 km/h, zet u de motorstopscha-
kelaar op UIT en laat u het
voertuig uitrijden tot stilstand.
-
Start de motor opnieuw en her-
haal de oefening. Probeer de
snelheid te verhogen tot maxi-
maal 20 km/h voordat u de mo-
torstopschakelaar bedient.
1. Start
2. Druk de motorstopschakelaar in
3. Ga door tot het einde van de rechte lijn,
stop en draai zoals de vorige keer
4. Stop
5. Druk de motorstopschakelaar in
62
Start de motor opnieuw en ga door
naar de volgende oefening.
4) Eenvoudige draaibewegingen
Doel
-
Leer vlot en gecontroleerd
draaien.
Aanwijzingen
Deze oefening lijkt op de vorige
oefeningen, behalve dat u de bocht
nu aan een lage snelheid gaat ne-
men in plaats van voor iedere bocht
te stoppen.
-
Rijd in een rechte lijn. Rijd wat
verder weg van de bakens zodat
u een brede draaibeweging kunt
maken aan het einde van de
rechte lijn.
-
Als u de bocht nadert, vertraag
dan tot hoogstens 8 km/h door
de gashendel los te laten en in-
dien nodig te remmen.
-
Houd de gas zodat u uw lage
snelheid aanhoudt.
-
Kijk in de richting van de draai.
-
Draai het stuur mee met de
bocht, trek aan de binnenste
handgreep, duw aan de buiten-
ste en let op dat u geen gas bij-
geeft.
-
Voorover en in de bocht leunen
kan u helpen om het stuur ge-
makkelijker te draaien.
-
Zet uw stuur na de bocht recht
en rijd verder de rechte lijn af.
RIJHOUDING TIJDENS HET DRAAIEN