2
2.1
Inleiding
Bewerkingen die steeds terugkomen en meerdere
bewerkingsstappen omvatten, worden in de besturing als cycli
opgeslagen. Ook de coördinatenomrekeningen en enkele speciale
functies zijn als cycli beschikbaar. Bij de meeste cycli worden Q-
parameters als overdrachtparameters gebruikt.
Let op: botsingsgevaar!
In bepaalde cycli worden omvangrijke bewerkingen uitgevoerd.
Botsingsgevaar!
Vóór het afwerken een programmatest uitvoeren
Wanneer bij cycli met nummers vanaf 200 indirecte
parametertoewijzingen (bijv. Q210 = Q1) worden
toegepast, wordt een wijziging van de toegewezen
parameter (bijv. Q1) na de cyclusdefinitie niet actief.
Definieer in dat geval de cyclusparameter (bijv. Q210)
direct.
Wanneer u bij cycli met nummers vanaf 200 een
aanzetparameter definieert, kunt u ook in plaats van
een getalwaarde met een softkey de in de TOOL
CALL-regel gedefinieerde aanzet (softkey FAUTO)
toewijzen. Afhankelijk van de betreffende cyclus en van
de betreffende functie van de aanzetparameter zijn de
aanzetalternatieven FMAX (ijlgang), FZ (tandaanzet) en
FU (aanzet per omwenteling) nog beschikbaar.
Let erop dat een wijziging van de FAUTO-aanzet na
een cyclusdefinitie geen uitwerking heeft, omdat de
besturing bij de verwerking van de cyclusdefinitie de
aanzet uit de tool TOOL CALL-regel intern vast toewijst.
Wanneer u een cyclus met meerdere regels wilt wissen,
geeft de besturing aan of de complete cyclus moet
worden gewist
38
AANWIJZING
HEIDENHAIN | TNC 640 | Meetcycli voor werkstuk en gereedschap programmeren | 01/2021
Basisprincipes / overzichten | Inleiding