Tastcycli: Gereedschap automatisch opmeten | Draaigereedschap meten (cyclus 485, DIN/ISO: G485, optie
#50)
Cyclusparameters
Q340 Modus gereedschapsmeting (0-2)?: gebruik
van de meetwaarden:
de gemeten waarden worden in ZL en XL
0:
ingevoerd. Wanneer in de gereedschapstabel
reeds waarden zijn vastgelegd, worden deze
overschreven. DZL en DXL worden op 0
teruggezet. TL wordt niet gewijzigd
1:
de gemeten waarden ZL en XL worden
met de waarden uit de gereedschapstabel
vergeleken. Deze waarden worden niet gewijzigd.
De besturing berekent de afwijking van ZL
en XL en voert deze in DZL en DXL in. Als de
deltawaarden groter zijn dan de toegestane
slijtage- of breuktolerantie, vergrendelt de
besturing het gereedschap (TL = geblokkeerd).
Bovendien staat de afwijking ook in Q-parameter
Q115 en Q116
de gemeten waarden ZL en XL en DZL en DXL
2:
worden met de waarden uit de gereedschapstabel
vergeleken, maar niet gewijzigd. Als de waarden
groter zijn dan de toegestane slijtage- of
broedtolerantie, vergrendelt de besturing het
gereedschap (TL = geblokkeerd)
Q260 Veilige hoogte?: positie in de spilas
invoeren waarbij een botsing met werkstukken of
spanmiddelen uitgesloten is. De veilige hoogte
is gerelateerd aan het actieve referentiepunt
van het werkstuk. Wanneer de veilige hoogte
zo klein is ingevoerd, dat de gereedschapspunt
onder de bovenkant van de schotel zou komen te
liggen, positioneert de besturing het gereedschap
automatisch boven de schotel (veiligheidszone uit
safetyDistStylus).
Invoerbereik -99999,9999 t/m 99999,9999
HEIDENHAIN | TNC 640 | Meetcycli voor werkstuk en gereedschap programmeren | 01/2021
Voorbeeld
6 TOOL CALL 12 Z
7 TCH PROBE 485 DRAAIGEREEDSCHAP
METEN
Q340=+1
;CONTROLEREN
Q260=+100
;VEILIGE HOOGTE
9
309