7
7.4
TASTEN 3D (cyclus 444, DIN/ISO G444)
Toepassing
Raadpleeg uw machinehandboek!
Deze functie moet door de machinefabrikant vrijgegeven
en aangepast worden.
Cyclus 444 controleert een afzonderlijk punt op het oppervlak
van een component. Deze cyclus wordt bijv. gebruikt bij gegoten
componenten om profieloppervlakken te meten. Er kan worden
bepaald of een punt op het oppervlak van de component in
vergelijking met een nominale coördinaat in het overmaat- of
ondermaatbereik ligt. Aansluitend kan de bediener verdere
bewerkingsstappen zoals nabewerken etc. uitvoeren.
Cyclus 444 tast een willekeurig punt in de ruimte en bepaalt de
afwijking ten opzichte van een nominale coördinaat. Daarbij wordt
rekening gehouden met een normaalvector die wordt bepaald
door de parameters Q581, Q582 en Q583 wordt bepaald. De
normaalvector staat loodrecht op een (denkbeeldig) vlak waarin
de nominale coördinaat ligt. De normaalvector wijst van het vlak
weg en bepaalt niet de tastweg. Het is zinvol om de normaalvector
met behulp van een CAD- of CAM-systeem te bepalen. Een
tolerantiebereik QS400 definieert de toegestane afwijking tussen
actuele en nominale coördinaat langs de normaalvector. Daardoor
kan bijvoorbeeld worden gedefinieerd dat er na een vastgestelde
ondermaat een programmastop plaatsvindt. Daarnaast geeft de
besturing een protocol weer en de afwijkingen worden in de
hieronder vermelde Q-parameters opgeslagen.
Cyclusverloop
1 Het tastsysteem verplaatst zich vanaf de actuele positie naar
een punt van de normaalvector dat zich op de volgende afstand
van de nominale coördinaat bevindt: afstand = tastkogelradius
+ waarde SET_UP van de tabel tchprobe.tp (besturing:\table
\tchprobe.tp) + Q320. Bij het voorpositioneren wordt rekening
gehouden met een veilige hoogte. Meer informatie over de
tastlogica zie "Tastcycli afwerken", Pagina 46
2 Aansluitend verplaatst het tastsysteem zich naar de nominale
coördinaat. De tastweg wordt gedefinieerd door DIST (Niet door
de normaalvector! De normaalvector wordt alleen gebruikt voor
de correcte verrekening van de coördinaten.)
3 Nadat de besturing de positie heeft geregistreerd, wordt het
tastsysteem teruggetrokken en gestopt. De besturing slaat de
gemeten coördinaten van het contactpunt op in Q-parameters
4 Ten slotte verplaatst de besturing het tastsysteem tegen de
tastrichting in terug met de waarde die u in parameter MB hebt
gedefinieerd
222
Tastcycli: Speciale functies | TASTEN 3D (cyclus 444, DIN/ISO G444)
HEIDENHAIN | TNC 640 | Meetcycli voor werkstuk en gereedschap programmeren | 01/2021