3.22 Montage van de koppelsteun (optie: D, ED, MS)
OPGELET
Verminderde levensduur van de lagers van de uitgaande as als de koppelsteun verkeerd is
geïnstalleerd
•
Zorg ervoor dat de koppelsteun tijdens montage of gebruik niet onder mechanische spanning
wordt aangebracht.
•
De koppelsteun is niet geschikt voor de overdracht van dwarskrachten.
De koppelsteun dient aan de zijkant van de aangedreven machine te worden gemonteerd om het
buigmoment op de machine-as laag te houden. Bij co-axiale tandwielreductoren met motoradapter
bevindt zich de koppelsteun tegenover de motoradapter.
Bij montage naar boven of beneden is een trek- en drukbelasting toegestaan.
Legenda
1:
Gaffelkop met bout
2:
Schroefdraadbout
3:
Onderhoudsvrije scharnierkop
4:
Gaffelplaat met bout
Afbeelding
28:
Toegelaten
(Principeweergave)
De lengte van de koppelsteun (optie: D) kan binnen een bepaald bereik worden ingesteld.
1. Lijn de reductor horizontaal uit met de draadbouten en moeren van de koppelsteun. Borg de
instelling vervolgens met de contramoeren.
2. Borg de schroefverbindingen van de koppelsteun, bijv. met Loctite 242 of Loxeal 54-03. Draai de
schroefverbindingen vast met het juiste aanhaalmoment (zie hoofdstuk 7.4 "Aanhaalmomenten van
bouten").
De draaimomentsteun optie ED heeft een geïntegreerde elastisch element en kan niet in de lengte
worden ingesteld.
B 2050 nl-3921
inbouwafwijkingen
van
3 Vervoer, opslag, montage
de
koppelsteun
(optie
D
en
ED)
61