Samenvatting van Inhoud voor Nord Drivesystems B2050
Pagina 1
B 2050 – nl Explosieveilige industriële reductors Bedrijfs- en montagehandleiding...
Pagina 2
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding B 2050 nl-3023...
Pagina 3
Documentatie Lees dit document en bewaar het voor toekomstig gebruik Lees dit document zorgvuldig door voordat u werkzaamheden aan het apparaat verricht en het apparaat in gebruik neemt. Volg de aanwijzingen en instructies in dit document te allen tijde op. Deze vormen de voorwaarde voor een probleemloze en veilige werking en de honorering van eventuele garantieaanspraken wegens gebreken.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Documentatie B 2050 Aanduiding: 6053005 Mat. nr.: Serie: Reductoren en motorreductoren Typeserie: SK 5207 t/m SK 15507, SK 5217 t/m SK 11217, SK 5321 t/m SK 15421, SK 5418 t/m SK 12418 Reductortypes: Industriële reductoren B 2050 nl-3023...
Pagina 5
Versielijst Versielijst Titel, Bestelnummer Opmerkingen / Versie Datum Interne code B 2050, 6053005 / 0613 Februari 2013 B 2050, 6053005 / 3814 • Algemene correcties September 2014 B 2050, 6053005 / 1915 • Algemene correcties April 2015 B 2050, 6053005 / 0916 •...
Elke bewerking, wijziging of ander oneigenlijk gebruik van het document is verboden. Uitgever Getriebebau NORD GmbH & Co. KG Getriebebau-Nord-Straße 1 • 22941 Bargteheide, Duitsland • https://www.nord.com Telefoon +49 (0) 45 32 / 289-0 • Fax +49 (0) 45 32 / 289-2253 Onderdeel van de NORD DRIVESYSTEMS Groep B 2050 nl-3023...
Pagina 11
Afbeeldingenindex Afbeeldingenindex Afbeelding 1: 2-Traps kegelwielreductor MAXXDRIVE XT .................. 21 ® Afbeelding 2: Typeplaat ............................24 Afbeelding 3: Transport standaard tandwielreductor ..................... 27 Afbeelding 4: Transport reductor met motoradapter ....................28 Afbeelding 5: Transport van reductoren met hulpaandrijving of met voorreductie ..........29 Afbeelding 6: Transport reductor met V-riemaandrijving ..................
1 Veiligheidsinstructies 1 Veiligheidsinstructies 1.1 Gebruik voor het beoogde doel Deze reductoren worden gebruikt om een roterende beweging over te brengen. Daarbij zetten ze toerental en koppel om. Zij zijn ervoor bestemd om als deel van een aandrijfssysteem te worden toegepast in bedrijfsmatig gebruikte machines en installaties.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding • De explosieveiligheid heeft uitsluitend betrekking op zones die overeenkomen met de apparatuurcategorie en het type explosieve atmosfeer volgens de markering op het typeplaatje. Het type reductor en alle technische gegevens moeten overeenkomen met de specificaties van de geplande installatie- of machineconfiguratie.
1 Veiligheidsinstructies 1.2.5 Radiale en axiale krachten • In- en uitgangselementen mogen alleen de op het typeplaatje aangegeven maximaal toelaatbare radiale dwarskrachten overschrijden F en F en axiale krachten F op de reductor uitoefenen (zie paragraaf 2.2 "Typeplaat"). • In het bijzonder bij riemen en kettingen dient daarbij op de juiste spanning te worden gelet. •...
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 1.3 Toegepaste explosieveilige uitvoeringstypes volgens DIN EN ISO 80079-37 De volgende soorten explosieveilige uitvoering zijn toegepast: • Maatregelen om constructieve veiligheid "c" te waarborgen – Sterkte- en warmteberekeningen voor elke toepassing, – Selectie van geschikte materialen, componenten, –...
1 Veiligheidsinstructies 1.7 Veiligheid bij bepaalde activiteiten 1.7.1 Controleren op transportschade Transportschades kunnen storingen van de reductor en hieruit resulterende lichamelijke letsels tot gevolg hebben. Mensen kunnen uitglijden over olie die uit een reductor met transportschade weggelopen is. • Controleer de verpakking en reductor op transportschades. •...
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 1.8.3 Gevaren bij het betreden Bij het betreden van de reductor kunnen personen vallen en ernstig gewond raken. • Betreed de reductor alleen voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden en alleen als de reductor stilstaat. •...
2 Reductorbeschrijving 2 Reductorbeschrijving 2.1 Reductortypes en typeaanduidingen 2-traps 3-traps SK 5207 SK 5307 SK 6207 SK 6307 SK 7207 SK 7307 SK 8207 SK 8307 SK 9207 SK 9307 SK 10207 SK 10307 SK 11207 SK 11307 SK 12207 SK 12307 SK 13207 SK 13307...
Pagina 20
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 3-traps 4-traps SK 5321 SK 5421 SK 6321 SK 6421 SK 7321 SK 7421 SK 8321 SK 8421 SK 9321 SK 9421 SK 10321 SK 10421 SK 11321 SK 11421 SK 12321 SK 12421 SK 15321 SK 15421 Tabel 5: Reductoroverzicht MAXXDRIVE XD –...
Pagina 21
2 Reductorbeschrijving Afbeelding 1: 2-Traps kegelwielreductor MAXXDRIVE ® B 2050 nl-3023...
Pagina 22
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Beschrijving Uitgaande holle as Bevestigingselement Koelslang CS1-X Koelsysteem olie/water CS2-X Koelsysteem olie/lucht Koppelsteun Droogmediumfilter Extra maatregelen tegen olielekkage voor inbouwpositie M5 (True Drywell) met standaard lagers Holle uitgangsas met meervoudige spievertanding Elastische koppelsteun (vermelding op typeplaatje D) Cellulosefilter Massieve uitgangsas met meervoudige spievertanding Aandrijfas met meervoudige spievertanding...
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 2.2 Typeplaat Het typeplaatje moet goed vast op de motorreductor zijn aangebracht en mag niet voortdurend aan verontreiniging zijn blootgesteld. Wanneer het typeplaatje onleesbaar of beschadigd is, moet u contact opnemen met de NORD-serviceafdeling. Afbeelding 2: Typeplaat Toelichting NORD-reductortype...
Pagina 25
2 Reductorbeschrijving Bij reductiemotoren (reductoren met aangebouwde elektromotor) heeft de elektromotor een eigen typeplaatje met een aparte markering conform richtlijn 2014/34/EU (ATEX). De motormarkering moet eveneens overeenkomen met de informatie in de systeem- en machineprojectplanning. De laagste explosieveiligheidsklasse op de reductor- en de elektromotormarkering is van toepassing op de motorreductor als geheel.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 3 Vervoer, opslag, montage 3.1 Transport van de motorreductor WAARSCHUWING Gevaar door vallende lasten • Gebruik de oogbouten van een aangekoppelde motor niet voor hijsbewegingen. • Let op het zwaartepunt van de reductor. Transporteer de reductor voorzichtig.
3 Vervoer, opslag, montage 3.1.1 Transport van standaard tandwielreductoren Legenda 1: Hijsstrop 2: Schakel : niet toegelaten : toegelaten Afbeelding 3: Transport standaard tandwielreductor B 2050 nl-3023...
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 3.1.2 Transport van reductoren met motoradapter De ringschroeven aan de motor mogen niet voor transport worden gebruikt. Legenda 1: Hijsstrop 2: Schakel : niet toegelaten : toegelaten Afbeelding 4: Transport reductor met motoradapter B 2050 nl-3023...
3 Vervoer, opslag, montage 3.1.3 Transport van reductoren met hulpaandrijving of met voorreductie (optie: WG, De oogbouten op de hulpaandrijving, op de voorreductie of op de motor mogen niet voor vervoer worden gebruikt. Legenda 1: Hijsstrop 2: Schakel : niet toegelaten : toegelaten Afbeelding 5: Transport van reductoren met hulpaandrijving of met voorreductie B 2050 nl-3023...
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 3.1.4 Transport van reductoren met V-riemaandrijving De ringschroeven aan de motor en motorconsole mogen niet voor transport worden gebruikt. Legenda 1: Hijsstrop 2: Schakel : niet toegelaten : toegelaten Afbeelding 6: Transport reductor met V-riemaandrijving B 2050 nl-3023...
3 Vervoer, opslag, montage 3.1.5 Transport van reductoren in roerwerkuitvoering De ringschroeven aan de motor mogen niet voor transport worden gebruikt. Als de IEC-aanbouw betekent dat de hijsooggaten niet kunnen worden gebruikt, moeten speciale aanslagmiddelen worden gebruikt om een deskundig transport te garanderen. Oogbouten volgens DIN 580 en DIN 582 mogen niet worden gebruikt.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 3.1.6 Transport van reductoren op een zwenkbasis of basisframe Reductoren op een zwenkbasis of basisframe mogen alleen worden getransporteerd met schakels en hijsbanden of hijskettingen die verticaal zijn geschoord. Gebruik alleen de bevestigingspunten op de motorcoulisse of op het funderingsframe.
3 Vervoer, opslag, montage 3.2 Opslag en stilstandsperiodes 3.2.1 Algemene maatregelen • Sla de reductor op in een droge ruimte met een relatieve luchtvochtigheid van minder dan 60%. • Bewaar de reductor bij een temperatuur tussen -5°C en +50°C zonder noemenswaardige temperatuurschommelingen.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Toestand van de motorreductor en de opslagruimte gedurende opslag voor lange termijn voor de inbedrijfstelling: • Bewaar reductor temperatuur tussen -5°C +40°C zonder sterke temperatuurschommelingen. • Controleer of het afdichtkoord in de ontluchtingsschroef aanwezig is. Het mag niet worden verwijderd tijdens opslag.
3 Vervoer, opslag, montage 3.4 Voorbereidingen voor plaatsing 3.4.1 Controleren op schade Controleer de levering meteen na ontvangst op transport- en verpakkingsschades. Kijk vooral naar asafdichtingen en afsluitdoppen. Meld schades meteen aan het transportbedrijf. Stel de aandrijving niet in gebruik als er schade is zoals bijv. zichtbare lekkages. 3.4.2 Anticorrosiemiddel verwijderen De aandrijving werd voor het transport beschermd door anti-corrosiemiddelen op alle blanke oppervlakken en assen.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 3.5 Plaatsing van de motorreductor GEVAAR Explosiegevaar • Tijdens het opstellen van de reductor mag geen explosieve atmosfeer aanwezig zijn. OPGELET Schade aan het lager en de vertandingen • Voer geen laswerkzaamheden aan de reductor uit. •...
3 Vervoer, opslag, montage 3.6 Montage van een naaf op een massieve as (optie: V, L) GEVAAR Explosiegevaar door temperatuurstijging of vonkenvorming Bij ongunstige dwarskrachten, kan de reductor ontoelaatbaar warm worden. Lagers, vertandingen en behuizing kunnen beschadigd raken en vonken veroorzaken. •...
Pagina 38
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding De dwarskracht dient zo dicht mogelijk bij de reductor te worden uitgeoefend. Voor aandrijfassen met vrij aseinde (optie W) geldt de maximaal toelaatbare dwarskracht F bij het uitoefenen van een dwarskracht op het midden van de vrije astap. Bij uitgaande assen mag de radiale kracht F niet hoger zijn dan maat x .
3 Vervoer, opslag, montage 3.7 Montage van reductoren met holle as (optie: A, EA) LET OP Schade aan de reductor door axiale krachten Bij ondeskundige montage kunnen de lagers, tandwielen, assen en behuizing worden beschadigd. • Controleer de holle as en de machine-as op beschadigde zittingen en randen en herstel eventuele beschadigingen voor montage.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 3.7.1 Montage van een holle as met bevestigingselement (optie: B) Met het bevestigingelement (optie B) kan de motorreductor op assen met of zonder installatiesteun worden bevestigd. Draai de bevestigingsschroef vast met het juiste aanhaalmoment (zie hoofdstuk 7.4 "Aanhaalmomenten van bouten").
3 Vervoer, opslag, montage Fixering Bij de uitvoering met schouder: 1. Plaats het bevestigingselement (1) met de lange centreerdiameter in de as en fixeer het met de borgschroef (5). Bij de uitvoering zonder asschouder: 1. Plaats het bevestigingselement (1) met de lange centreerdiameter in de as en fixeer het met de borgschroef (5).
Pagina 42
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Vereisten • De holle as moet absoluut vetvrij zijn. • De standaard massieve as van de machine moet absoluut vetvrij zijn. • Tenzij anders vermeld in het opdrachtgerelateerde maatblad, moet de buitendiameter van de massieve as binnen de tolerantie h6 tot en met diameter 160 mm of g6 voor grotere diameters liggen.
Pagina 43
3 Vervoer, opslag, montage 7. Na het aandraaien van de spanschroeven moet het schroefzijdige kopvlak van de binnenring precies aansluitend op het kopvlak van de buitenring liggen. De spantoestand van de krimpschijf kan zo optisch worden gecontroleerd (Afbeelding15). Afbeelding15: Gemonteerde krimpschijf 8.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 3.8 Montage van een reductor in flensuitvoering (optie: F, FK, VL2/3/4/5, KL2/3/4) OPGELET Reductorschade door mechanische spanning • Reductoren in flensuitvoering mogen alleen met de flens aan de aan te drijven machine worden geschroefd.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 3.8.5 Roerwerkuitvoering met True Drywell en voetbevestiging (optie: VL6, KL6) Deze opties omvatten alle interne elementen van optie VL4 of KL4 (zie 3.8.3Roerwerkuitvoering met True Drywell (optie: VL4, KL4)). De elementen zijn ondergebracht in een aangeschroefde behuizing zonder flens.
3 Vervoer, opslag, montage 3.10 Motorfundamentframe (optie: MF) Een motorbasisframe is een stalen constructie voor voorgemonteerde aandrijfpakketten in horizontale inbouwpositie. Het wordt gebruikt om de reductor, (hydraulische) koppeling en motor, en eventueel ook een mechanische rem samen op te stellen, en bevat de daarvoor benodigde beveiligingen (bijv. Een afdekkap, optie H).
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 3.11 Motorcoulisse (optie: MS) Een motorcoulisse is een stalen constructie voor voorgemonteerde aandrijfpakketten in horizontale inbouwpositie. Zij wordt gebruikt om de reductor, (hydraulische) koppeling en motor, en eventueel ook een mechanische rem, gezamenlijk op te stellen en bevat de daarvoor benodigde beveiligingen (bijv. afdekkap, optie H).
3 Vervoer, opslag, montage NORD adviseert een passing g6 voor de bout die het elastische element ondersteunt. Om de montage te vereenvoudigen en ter bescherming tegen corrosie kan een geschikt smeermiddel worden aangebracht op de binnenzijde van het elastische element. Het elastische element bestaat uit elastomeer.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 3.13 Montage van een normmotor (optie: IEC, NEMA, SAFOMI, F1) GEVAAR Explosiegevaar • Er mogen uitsluitend normmotoren worden gemonteerd die volgens het motortypeplaatje behoren tot een categorie die voldoet aan de ATEX-zone. • Bij reductoren van de ATEX-categorie 2D (zie ATEX-aanduiding, laatste regel op het typeplaatje) moet de motor minimaal de beveiligingsklasse IP6x hebben.
3 Vervoer, opslag, montage Legenda Motorzwaartepunt Afbeelding20: Motorzwaartepunt 3.13.1 Procedure voor het monteren van een motor met standaard klauwkoppeling (Optie: IEC, NEMA) Let ook op de aparte documentatie van de koppeling. Raadpleeg bij gebruik van een ander type koppeling de montageprocedure in de documentatie van de betreffende fabrikant.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 3.13.2 Procedure voor het monteren van een motor met standaard klauwkoppeling (Optie: SAFOMI) LET OP Mogelijke motorschade door olienevel Door de constructie kunnen tijdens het bedrijf olienevel en oliespatten op het lagerschild van de motor terechtkomen.
3 Vervoer, opslag, montage 3.14.2 Vloeistofkoppeling WAARSCHUWING Uitgeworpen olie bij overbelasting De olie van de koppeling is heet. Risico op brandwonden. • De koppeling moet zodanig worden omsloten dat oliespatten worden opgevangen. Vloeistofkoppelingen worden standaard met olievulling geleverd. Vloeistofkoppelingen worden gewoonlijk met smeltzekering geleverd. Bij een overbelasting stijgt de olietemperatuur in de koppeling.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 3.14.3 Tandkoppeling De juiste uitlijning is te vinden in de instructies van de fabrikant. Tandkoppelingen vereisen vetsmering voor een slijtvaste werking. Smeer de tandkoppeling voor inbedrijfstelling opnieuw volgens de instructies van de fabrikant. 3.15 Montage van de uitgangskoppeling Bij het wijzigen van de bedrijfsomstandigheden (vermogen, snelheid, wijzigingen aan de motor en aangedreven machine) is het essentieel dat u het ontwerp van de koppeling controleert.
3 Vervoer, opslag, montage De koelslang moet volledig ondergedompeld zijn, anders kan er condenswater ontstaan. Als er voor de koelslang een doseer-unit is geschakeld, dient de aansluiting overeenkomstig te worden verlengd. De koelvloeistof moet dan via de debietregelaar worden toegevoerd. Neem de gebruiksaanwijzing van de debietregelaar in acht.
Pagina 56
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Informatie Er kunnen ook andere aansluitingsposities worden voorzien. Bij combinatie van een circulatiesmering met een extern koelsysteem moeten de druk- en zuigleidingen worden aangesloten tussen de circulatiesmering en de koeleenheid. De aansluitingsposities vindt u op het opdrachtgerelateerde maatblad.
3 Vervoer, opslag, montage 3.18 Ventilator monteren (optie: FAN-A, FAN-R) Het ventilatorwiel van een radiale en axiale ventilator is op de snellopende as van de reductor aangebracht en door een ventilatorkap tegen onbedoelde aanraking beveiligd. De ventilator zuigt lucht aan via het beschermrooster van de ventilatorkap. De luchtschotten aan de zijkant van de ventilatorkap leiden de lucht langs het reductorhuis.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Voorbeelden: II 2G Ex h IIC T4 Gb bzw. II 3D Ex h IIIC T125°C Dc Plak de temperatuursticker in de omgeving van de aandrijflagering. Bij reductoren met IEC/NEMA- adapter brengt u de temperatuursticker aan zoals bij een tandwielreductor. De temperatuursticker moet zichtbaar aangebracht zijn.
3 Vervoer, opslag, montage Legenda Gaffelkop met bout Schroefdraadbout Onderhoudsvrije scharnierkop Gaffelplaat met bout Onderlegring Afbeelding 27: Toegelaten inbouwafwijkingen van de koppelsteun (optie D en ED) (Principeweergave) De lengte van de koppelsteun (optie: D) kan binnen een bepaald bereik worden ingesteld. 1.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 3.24 Aanvullend lakwerk GEVAAR Explosiegevaar door elektrostatische oplading • Een achteraf aangebrachte laklaag moet dezelfde eigenschappen en laagdiktes hebben als de originele laklaag. Als de reductor na de montage wordt gelakt, mogen de keerringen, rubberelementen, ontluchtingspluggen, slangen en typeplaatjes, stickers en motorkoppelingsdelen niet met verf, lak en oplosmiddelen in contact komen, omdat deze anders beschadigd of onleesbaar kunnen worden.
4 Inbedrijfstelling 4 Inbedrijfstelling 4.1 Oliepeil controleren GEVAAR Explosiegevaar bij onvoldoende smering • Controleer het oliepeil voor de inbedrijfstelling (zie hoofdstuk 5.2.6 "Oliepeil"). Onderstaande tabel toont het gebruikelijke vulpeil van de oliekamers bij aflevering. De werkelijke vulstatus kunt u echter vinden in de ordergerelateerde documentatie (bijvoorbeeld de orderbevestiging). De juiste olievulhoeveelheden vindt u op het typeplaatje.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Informatie Hulpreductie (optie: WX) of voorreductie (optie: WG) kunnen worden voorzien van drukontluchting. De drukontlasting moet voor de ingebruikname worden ontgrendeld. Zie de Bedienings- en montagehandleidingB 2000. De sluitschroef die de opening van de ontluchting voor het transport afsluit, is gemarkeerd met een rode laklaag.
4 Inbedrijfstelling 4.4 Omloopsmering (optie: LC, LCX) GEVAAR Explosiegevaar bij onvoldoende smering • De aandrijving mag pas in gebruik worden genomen, nadat de circulatiepomp en de sensoren van de circulatiesmering aangesloten en in gebruik genomen zijn. • Tijdens een koude start moet ervoor worden gezorgd dat de maximaal toelaatbare viscositeit van het smeermiddel niet wordt overschreden om te hoge drukwaarden in de pomp en in het smeerleidingsysteem te vermijden.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 4.5 Reductorkoeling door ventilator (optie: FAN-A, FAN-R) GEVAAR Explosiegevaar • Controleer de aanrakingsbeveiliging op vervorming en beschadiging. Herstel eventuele schade vóór de inbedrijfstelling. • Tijdens bedrijf mogen er geen voorwerpen in de luchtinlaatopeningen terechtkomen.
4 Inbedrijfstelling 4.6 Koelslang (optie: CC) GEVAAR Explosiegevaar door onvoldoende koeling • Neem de aandrijving pas in gebruikt, nadat de koelslang is aangesloten op het koelcircuit en het koelcircuit is ingeschakeld. • Controleer de temperatuur en het debiet van het koelwater en zorg ervoor dat de toegestane grenswaarden worden aangehouden.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 4.7 Extern koelsysteem (optie: CS1-X, CS2-X) GEVAAR Explosiegevaar • Start de aandrijving pas nadat de koelunit aangesloten en in bedrijf gesteld is. • Bij olie/waterkoelers (optie: (CS1) moeten de temperatuur en het debiet van het koelwater gecontroleerd en gewaarborgd worden.
4 Inbedrijfstelling 4.8 Olieverwarming (optie: OH) GEVAAR Explosiegevaar • Olieverwarmingen (optie: OH) zijn alleen toegelaten voor de categorie 3D/3G. • De olieverwarming mag alleen in stilstand worden gebruikt. • Controleer vóór inschakeling van de verwarmingselementen en tijdens de verwarming verwarmingselementen volledig oliebad ondergedompeld zijn.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 4.10 Terugloopblokkering / hulpaandrijving (optie: R, WX) GEVAAR Explosiegevaar • De hulpaandrijving moet tegen meelopen beveiligd of bewaakt worden. • Let op het minimale toerental om de terugloopblokkering vrij te zetten en op het maximale toerental.
Pagina 69
4 Inbedrijfstelling Nom. overbrenging i Loslatingstoerental Reductor Trappen [min SK 5207 SK 5307 SK 5407 1088 1759 SK 5507 2740 SK 6207 SK 6307 31,5 SK 6407 1088 1759 SK 6507 2740 SK 7207 SK 7307 SK 7407 1012 1636 SK 7507 1759 SK 8207...
Pagina 70
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Nom. overbrenging i Loslatingstoerental Reductor Trappen [min SK 11207 22,4 SK 11307 31,5 12,6 SK 11407 31,5 1136 1136 SK 11507 1420 SK 12207 SK 12307 22,4 12,5 SK 12407 31,5 SK 12507 1136 SK 13207 SK 13307...
4 Inbedrijfstelling Nom. overbrenging i Loslatingstoerental Reductor Trappen [min SK 5217 / SK 6217 SK 5217 / SK 6217 SK 5217 / SK 6217 1308 SK 7217 / SK 8217 SK 7217 / SK 8217 SK 7217 / SK 8217 1136 SK 9217 / SK 11217 SK 9217 / SK 11217...
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Middelpunt is wit: In orde. Middelpunt is zwart: Temperatuur was te hoog. Afbeelding31: Temperatuursticker 4.12 Proefrun GEVAAR Explosiegevaar bij gebruik van een defecte reductor Eventuele onregelmatigheden tijdens het bedrijf van de reductor kunnen direct of indirect leiden tot ontsteking van een explosieve omgeving.
4 Inbedrijfstelling 4.13 Checklist 4.13.1 Verplicht Checklist Datum Informatie Onderwerp van controle gecontroleerd op: zie hoofdstuk Zijn transportschade of beschadigingen zichtbaar? 3.4.1 Komt de aanduiding op het typeplaatje overeen met de specificaties? Komt de vereiste bouwvorm overeen met de daadwerkelijke inbouwpositie? Is het oliepeil volgens de bouwvorm gecontroleerd? 5.2.6...
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 4.13.2 Optioneel Checklist Datum Informatie Onderwerp van controle gecontroleerd op: zie hoofdstuk Optie R, WX, FAN: 4.10, 4.5 Is de draairichting aangegeven en gecontroleerd? Optie D en ED: 3.22 Is de momentsteun correct gemonteerd? Optie S, FAN: 3.12 Is een bescherming tegen aanraken aangebracht bij...
5 Inspectie en onderhoud 5 Inspectie en onderhoud 5.1 Inspectie- en onderhoudsintervallen Inspectie- en Informatie Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden onderhoudsintervallen zie hoofdstuk Volgens opgave van de • Optie PT100: Correcte werking en meetnauwkeurigheid fabrikant controleren, eventueel opnieuw kalibreren • Optie LC/LCX: Correcte werking en meetnauwkeurigheid van de drukschakelaar controleren, evt.
Pagina 76
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Inspectie- en Informatie Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden onderhoudsintervallen zie hoofdstuk Eens per 2500 bedrijfsuren, • Visuele controle asafdichtingsring 5.2.1 maar minimaal eens per • Oliepeil en toestand van de olie controleren 5.2.6 half jaar •...
5 Inspectie en onderhoud Informatie olieverversingsintervallen gelden onder normale bedrijfsomstandigheden bedrijfstemperaturen tot 80°C. Onder extreme bedrijfsomstandigheden (hogere bedrijfstemperaturen 80°C, hoge luchtvochtigheid, agressieve omgeving frequente veranderingen bedrijfstemperatuur) zijn de olieverversingsintervallen korter. Informatie De inspectie- en onderhoudsintervallen (bijv. olie verversen) gelden ook voor de tussenflens van de hulpaandrijving (optie: WX).
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Reinig in geval van twijfel de reductor, verricht een controle van het oliepeil en controleer na ca. 24 uur opnieuw op lekkage. Als daarbij een lekkage (oliedruppels) wordt vastgesteld, dient de motorreductor onmiddellijk te worden gerepareerd. Neem dan contact op met de serviceafdeling van NORD. 5.2.2 Controle van de loopgeluiden Wanneer er bij de motorreductor ongebruikelijke loopgeluiden en/of vibraties optreden, kan dat een aankondiging zijn van schade aan de motorreductor.
5 Inspectie en onderhoud 5.2.6 Oliepeil De inbouwpositie moet overeenkomen met de bouwvorm op het typeplaatje. GEVAAR Explosiegevaar • Schakel de aandrijving uit voordat u het oliepeil controleert. • Beveilig de aandrijving tegen ongewenste inschakeling, bijvoorbeeld met een hangslot. • Laat de reductor afkoelen.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 5.2.6.1 Oliepeilbout 1. Draai de oliepeilbout uit. 2. Het oliepeil in de reductor dient met de meegeleverde oliepeilstaaf (onderdeelnr.: 28300500) te worden gecontroleerd zoals in afbeelding Afbeelding32 weergegeven. Hierbij moet de in het olie gedompelde gedeelte van de peilstok recht worden gehouden.
5 Inspectie en onderhoud 5.2.6.4 Oliepeilreservoirs (optie: OT) OPGELET Reductorschade door te laag oliepeil Een oliepeil onder de "Min"-markering kan een teken zijn van lekkage. Deze toestand kan leiden tot schade aan een reductor. • Onderzoek en verhelp de oorzaak van een te laag oliepeil. OPGELET Reductorschade door te hoog oliepeil Bij levering met olie en de inbouwpositie M5 is het oliepeilreservoir volledig gevuld door NORD.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 5.2.6.5 Controleer de lekolie-indicator (optie: VL3, KL3 met Drywell) De lekolie-indicator maakt het mogelijk om een lekkage op te sporen voordat er olie uit de reductor ontsnapt. De lekolie-indicator moet worden gecontroleerd met de in het onderhoudsschema aangegeven intervallen.
5 Inspectie en onderhoud Afbeelding 34: Weergave luchtkamerzone Voor het bijvullen van olie draait u de (druk)ontluchting (1) of de afsluitschroef (2) in het luchtkamergedeelte los zodat lucht uit de reductor kan ontsnappen. Informatie Onjuiste weergave van het oliepeil door ingesloten luchtbellen. Tijdens de ingebruikname en na een olieverversing kunnen zich luchtinsluitingen (luchtbellen) vormen in het oliebad van de reductor.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding GEVAAR Explosiegevaar Elektrostatische ladingen kunnen vonken veroorzaken. • Gebruik uitsluitend elektrisch geleidende slangen. Controleer slangleidingen en schroefverbindingen op lekkages, sneden, scheuren, poreuze plekken en schuurplekken. Als de slangen beschadigd zijn, moeten ze worden vervangen. Neem hiervoor contact op met de serviceafdeling van NORD.
5 Inspectie en onderhoud 5. Spoel de oliekamer om olieslib, slijpsel en oude resten te verwijderen. Gebruik voor het doorspoelen dezelfde soort olie die ook tijdens het bedrijf wordt gebruikt. 6. Maak de schroefdraad van de olieaftapplug of de schroefplug van de olieaftapkraan schoon. Bevochtig de schroef met borglijm, bijv.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 5.2.13 Ventilatiesysteem en ontluchting reinigen of vervangen 5.2.13.1 Beluchtingsfilter (optie: FV) Het beluchtingsfilter gebruikt een draadmesh als filtermateriaal en maakt drukvereffening tussen het inwendige van de reductor en de omgeving mogelijk. Inspecteer het beluchtingsfilter visueel op verontreiniging.
5 Inspectie en onderhoud 5.2.13.3 Droogmediumfilter/nat luchtfilter (optie: DB) OPGELET Breukrisico • Het filter moet door een kap worden beschermd. Legenda Tweede filterelement Polycarbonaatbehuizing Schuimpad Aansluitschroefdraad Luchtinlaat Filterelement Silicagel Actief koolstoffilter (optioneel) Schuimpad Afbeelding 37: Droogmediumfilter, uitvoeringsvoorveeld Het droogmediumfilter is geschikt om vochtige olie, condensatie en roest in het systeem te voorkomen en om de levensduur van de olie en de machinefilters te verlengen.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 1. Controleer de mate van vervuiling. 2. Als vervanging nodig is, schroef dan het oude droogmediumfilter uit. Afbeelding 38: Installatie van het droogmediumfilter 3. Verwijder bij het nieuwe droogmediumfilter de blauwe stop aan de onderzijde van de centrale buis (1).
5 Inspectie en onderhoud 5.2.14 Keerring vervangen Bij het bereiken van de slijtagelevensduur wordt de oliefilm bij de afdichtlip groter en er vormt zich langzaam een meetbare lekkage met uitdruppelende olie. De keerring moet dan vervangen worden. De ruimte tussen de afdichtlip en de beschermende lip moet bij de montage voor ca. 50 % met vet gevuld worden (aanbevolen vetsoort: PETAMO GHY 133N).
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 5.2.15 Lagers in de reductor nasmeren LET OP Reductorschade door onvoldoende smering Als de smering onvoldoende is, bestaat er een risico dat het lager uitvalt. • Houd te allen tijde de aanbevolen intervallen aan! •...
5 Inspectie en onderhoud Bij reductoren in roerwerkuitvoering is een nasmering van het onderste vetgesmeerde lager in de uitgaande aandrijfflens noodzakelijk. Hiervoor zijn de flenzen voorzien van kegelsmeernippels volgens DIN 71412 in het lagergedeelte. De wentellagers zijn in de fabriek voldoende met vet gevuld, maar moeten regelmatig worden nagesmeerd (zie hoofdstuk 5.1 "Inspectie- en onderhoudsintervallen").
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 5.2.18 Inspectiedeksel WAARSCHUWING Risico op letsel door draaiende onderdelen en brandwonden • Schakel de aandrijving uit voordat u het inspectiedeksel opent. • Beveilig de aandrijving tegen onbedoeld inschakelen, bijv. met een hangslot. • Laat de reductor afkoelen.
5 Inspectie en onderhoud Controle inspectieluik 1. Controleer of de bevestigingsschroeven goed vastzitten. 2. Controleer de lekkagedichtheid van het deksel. Als afdichtingen of schroeven beschadigd of onbruikbaar zijn, vervang deze dan. Ga te werk zoals hieronder beschreven. Demontage van het inspectieluik 1.
Pagina 94
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding In dit geval wordt de datum van de algemene revisie berekend in jaren na de ingebruikname (N volgens de volgende formule. De maximaal toegestane gebruiksduur na ingebruikname is 10 jaar. Dit geldt ook bij rekenkundig hogere waarden. = CM ⋅...
6 Verwijdering 6 Verwijdering Neem de plaatselijk geldende voorschriften in acht. Vooral smeermiddelen dienen te worden verzameld en op verantwoorde wijze te worden verwerkt. Onderdelen van de motorreductor Materiaal Tandwielen, assen, rollagers, seegerringen, borgringen, ..Staal Reductorhuis, delen van de behuizing, ... Gietijzer Lichtmetalen reductorhuizen, lichtmetalen delen van de behuizing, Aluminium...
7 Appendix 7.2 Standaardposities olie-aftap, ontluchting en oliepeil De uitvoering en de positie van de olieafvoer, ontluchting en het oliepeil moeten op de eerste plaats uit de opdrachtspecifieke maattekening worden afgelezen. Als hier geen gegevens in staan, kunnen de volgende gegevens worden gebruikt. 5x17 –...
Pagina 99
7 Appendix Reductoren SK 5207 - SK 10507 Olieplugboringen M1 B 2050 nl-3023...
Pagina 100
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Reductoren SK 5207 - SK 10507 Olieplugboringen M2 B 2050 nl-3023...
Pagina 101
7 Appendix Reductoren SK 5207 - SK 10507 Olieplugboringen M3 B 2050 nl-3023...
Pagina 102
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Reductoren SK 5207 - SK 10507 Olieplugboringen M4/ B 2050 nl-3023...
Pagina 103
7 Appendix Reductoren SK 5207 - SK 10507 Olieplugboringen M5 B 2050 nl-3023...
Pagina 104
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Reductoren SK 5207 - SK 10507 Olieplugboringen M6 Afbeelding 43: Nummering van de oliepluggaten op SK 5207 - SK 10507 B 2050 nl-3023...
Pagina 105
7 Appendix Reductoren SK 11207 – SK 15507 Olieplugboringen M1 B 2050 nl-3023...
Pagina 106
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Reductoren SK 11207 – SK 15507 Olieplugboringen M2 B 2050 nl-3023...
Pagina 107
7 Appendix Reductoren SK 11207 – SK 15507 Olieplugboringen M3 B 2050 nl-3023...
Pagina 108
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Reductoren SK 11207 – SK 15507 Olieplugboringen M4 B 2050 nl-3023...
Pagina 109
7 Appendix Reductoren SK 11207 – SK 15507 Olieplugboringen M5 B 2050 nl-3023...
Pagina 110
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Reductoren SK 11207 – SK 15507 Olieplugboringen M6 Afbeelding 44: Nummering van de oliepluggaten bij SK 11207 – SK 15507 B 2050 nl-3023...
Pagina 111
7 Appendix Reductoren SK 5217 – SK 11217 Olieplugboringen M1 B 2050 nl-3023...
Pagina 112
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Reductoren SK 5217 – SK 11217 Olieplugboringen M4 B 2050 nl-3023...
Pagina 113
7 Appendix Reductoren SK 5217 – SK 11217 Olieplugboringen M5 B 2050 nl-3023...
Pagina 114
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Reductoren SK 5217 – SK 11217 Olieplugboringen M6 Afbeelding 45: Nummering van de olieschroefgaten op SK 5217 – SK 11217 B 2050 nl-3023...
7 Appendix 7.3 Smeermiddelen 7.3.1 Vetten voor rollagers Deze tabel bevat vergelijkbare, goedgekeurde rollagervetten van verschillende fabrikanten. Binnen een type smeermiddel kan van fabrikant worden gewisseld. Let daarbij op het omgevingstemperatuurbereik. Het mengen van verschillende vetten is niet toegestaan. Bij het verversen van het vet mogen verschillende vetten van een smeermiddeltype binnen het betreffende omgevingstemperatuurbereik worden gemengd in een maximale verhouding van 1/20 (5%).
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 7.3.2 Reductoroliën GEVAAR Explosiegevaar door ongeschikte olie Zorg ervoor dat u alleen het type smeermiddel gebruikt dat op het typeplaatje staat vermeld. Alleen de in onderstaande tabel vermelde reductoroliën zijn toegestaan, of, in bijzondere gevallen, de producten die uitdrukkelijk op het typeplaatje zijn vermeld.
7 Appendix De tussenflens aan de hulpaandrijving (optie: WX) krijgt dezelfde olie als de industriële reductor. De hulpreductor zelf (optie: WX) of de voorreductor (optie: WG) krijgen olie in overeenstemming met de informatie op hun eigen typeplaatje. Volg voor de meegeleverde componenten (bijv. vloeistofkoppelingen, tandkoppelingen) de gebruiksaanwijzingen van de betreffende fabrikant op.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 7.3.4 Smeeroliehoeveelheden De op het typeplaatje vermelde hoeveelheid smeerolie is een richtwaarde. De exacte waarde varieert afhankelijk van de exacte overbrengingsverhouding en eventuele opties (bijv. B. OSG, OST, OT). Zorg ervoor dat het oliepeil correct is. Corrigeer zo nodig het oliepeil (zie hoofdstuk 5.2.6 "Oliepeil"). Informatie Nadat het smeermiddel is vervangen en vooral na de eerste vulling kan het oliepeil in de eerste bedrijfsuren iets veranderen, omdat de oliekanalen en holle ruimtes pas tijdens het bedrijf langzaam...
7 Appendix 7.5 Toleranties voor aanschroefvlakken Bij montage op een motorcoulisse of motorfundamentframe (optie MS, MF) en bij flensmontagevlakken (optie: F, FK, KL2, KL3, KL4, VL2, VL3, VL4) mag een maximale verdraaiing van 0,1 mm per 1 m lengte niet worden overschreden. 7.6 Bedrijfsstoringen GEVAAR Explosiegevaar...
Pagina 120
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding Storingen in de reductor Foutmelding Mogelijke oorzaak Oplossing Motorkoppeling defect Koppeling vervangen Motorkoppeling versleten Elastomeer-tandkrans vervangen Klap bij inschakelen Reductorbevestiging los Reductor- en motorbevestiging controleren Rubberelement versleten Rubberelement vervangen Motorkoppeling defect Koppeling vervangen Aandrijfas draait niet Krimpschijf slipt door Krimpschijf controleren...
7 Appendix 7.7 Lekkage en dichtheid Motorreductoren zijn voor de smering van de bewegende delen met olie of vet gevuld. Afdichtingen voorkomen dat het smeermiddel uittreedt. Een absolute dichtheid is technisch niet mogelijk, omdat een vochtfilm bijv. bij de keerringen voor een afdichtende werking op langer termijn normaal en voordelig is. Bij de ontluchtingen kan door de specifieke werking daarvan olienevel uittreden of olie zichtbaar worden.
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 7.9 Conformiteitsverklaring 7.9.1 Explosieveilige reductoren en motorreductoren, categorie 2G en 2D Afbeelding 46: Conformiteitsverklaring categorie 2G / 2D, markering volgens DIN EN ISO 80079-36 B 2050 nl-3023...
7 Appendix 7.9.2 Explosieveilige reductoren en motorreductoren, categorie 3G en 3D Afbeelding 47: Conformiteitsverklaring categorie 3G / 3D, markering volgens DIN EN ISO 80079-36 B 2050 nl-3023...
Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding 7.10 Reparatieaanwijzingen Houd voor vragen aan onze technische en mechanische serviceafdeling de exacte typeaanduiding van de reductor en, indien van toepassing, het ordernummer bij de hand. U vindt deze informatie op het typeplaatje. 7.10.1 Reparatie Verwijder bij reparaties alle niet-originele onderdelen van de reductor of de motorreductor.