Download Print deze pagina

Parametertypes; Aanbevolen Waarden; Procedure - FLIR T5 Series Gebruikershandleiding

Advertenties

17
Werken met meethulpmiddelen
Opm. Tijdens normaal gebruik is er meestal geen noodzaak tot wijziging van de stan-
daardparameters, zie paragraaf 17.5.3 Aanbevolen waarden, pagina 67.

17.5.2 Parametertypes

De camera kan gebruikmaken van deze meetparameters:
• Compensatie voor extern IR-doorkijkvenster, d.w.z. van de temperatuur van bescher-
mingsvensters, externe lenzen (bijv. de close-uplens) enz., die tussen de camera en
het relevante object zijn geplaatst. Als er geen beschermingsvenster, veiligheids-
scherm of externe lens wordt gebruikt, doet deze waarde niet ter zake en moet deze
inactief blijven.
• Objectafstand, d.w.z. de afstand tussen de camera en het betreffende object.
Opm. De camera kan worden geconfigureerd om automatisch de afstand te meten
wanneer een beeld wordt opgeslagen. Bij deze instelling wordt de parameter Objec-
tafstand in de beeldgegevens automatisch bijgewerkt met de gemeten afstand wan-
neer een beeld wordt opgeslagen. (Dit heeft geen invloed op de instelling
Objectafstand in de live-modus.) Zie voor meer informatie paragraaf 9.4 Laseraf-
standsmeter en laserpointer, pagina 20.
• Atmos. temperatuur, d.w.z. de temperatuur van de lucht tussen de camera en het be-
treffende object.
• Relatieve vochtigheid, d.w.z. de relatieve vochtigheid van de lucht tussen de camera
en het doelobject.
• Gereflecteerde temperatuur, die wordt gebruikt ter compensatie voor de straling van
de omgeving die door het object in de camera wordt gereflecteerd. Deze eigenschap
van het object heet 'reflectievermogen'.
• Emissiegraad, d.w.z. hoeveel straling een object uitstraalt vergeleken met de straling
van een theoretisch referentieobject van dezelfde temperatuur (namelijk een "black-
body"). Het tegenovergestelde van de emissiegraad is de reflectiviteit. De emissie-
graad bepaalt hoeveel van de straling afkomstig is van het object in plaats van erdoor
gereflecteerd te worden.
Opm. Er is een instelling Emissiemodus, die u kunt gebruiken om de emissiviteit op
materiaal in plaats van op waarde in te stellen. Selecteer
raatinstellingen > Interface-opties gebruiken > Emissiemodus > Selecteren uit
materialentabel.
Emissiegraad is de belangrijkste meetparameter om correct in te stellen. Als de Emissie-
graad is ingesteld op een lage waarde, wordt de Gereflecteerde temperatuur ook belang-
rijk. De parameters Objectafstand, Atmosferische temperatuur en Relatieve vochtigheid
zijn relevant voor langere afstanden. De Externe compensatie IR-doorkijkvenster moet
worden geactiveerd als een beschermende ruit of externe lens wordt gebruikt.

17.5.3 Aanbevolen waarden

Indien u twijfels hebt over de waarden, worden de volgende waarden aanbevolen:
Objectafstand
Atmosferische temperatuur
Relatieve luchtvochtigheid
Gereflecteerde temperatuur
Emissiegraad

17.5.4 Procedure

U kunt de meetparameters algemeen instellen. U kunt tevens de parameters Emissie-
graad, Gereflecteerde temperatuur en Objectafstand lokaal wijzigen voor een
meethulpmiddel.
#T810253; r. AB/43583/43592; nl-NL
(Instellingen) > Appa-
1,0 m
20 °C
50%
20 °C
0,95
67

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

E seriesE75E85E95