13
Beelden opslaan en ermee werken
13.5.2 Procedure
Volg deze procedure:
1. Druk op de knop Beeldarchief
2. Selecteer een map en druk op de navigatieknop.
3. Selecteer de afbeelding die u wilt bewerken en druk op de navigatieknop.
4. Druk op de navigatieknop om de bovenste werkbalk weer te geven.
5. Selecteer op de bovenste werkbalk het pictogram
6. Selecteer op de rechterwerkbalk het pictogram
Hiermee opent u het beeld in de modus Bewerken.
7. De handmatige beeldaanpassingsmodus is nu actief. Voor beeldaanpassingsinstruc-
ties raadpleegt u paragraaf 15.3 Het infraroodbeeld aanpassen, pagina 54.
8. Druk op de navigatietoets. Hierna wordt een contextmenu weergegeven.
• Selecteer
(Annuleer) om de bewerkingsmodus te verlaten.
• Selecteer
(Meetparameters) om de globale parameters te wijzigen.
• Selecteer
(Beeldmodus) om de beeldmodus te wijzigen.
• Selecteer
(Meting) om een meethulpmiddel toe te voegen.
• Selecteer
(Kleur) om het kleurenpallet te wijzigen of een kleuralarm in te
stellen.
• Selecteer
(Opslaan) om op te slaan en de bewerkingsmodus te verlaten.
13.5.3 Gerelateerde onderwerpen
• 15.6 De metingsparameters wijzigen, pagina 59.
• 16 Werken met beeldmodi., pagina 61.
• 17 Werken met meethulpmiddelen, pagina 64.
• 15.5 De kleurenpaletten wijzigen, pagina 58.
• 18 Werken met kleuralarmen en isothermen, pagina 74.
13.6 Inzoomen op een beeld
13.6.1 Algemeen
U kunt in- en uitzoomen op een beeld door gebruik te maken van de digitale zoomfunctie
van de camera. Dit kunt u doen bij zowel live-beelden als opgeslagen beelden in de
bewerkingsmodus.
De digitale zoomfactor wordt weergegeven aan de bovenkant van het scherm.
#T810253; r. AB/43583/43592; nl-NL
. De Gallery wordt weergegeven.
en druk op de navigatieknop.
en druk op de navigatieknop.
46