Download Print deze pagina

Procedure; Gebruik Van De Laserafstandsmeter; General - FLIR T5 Series Gebruikershandleiding

Advertenties

12
Omgaan met de camera
Opm.
• Voordat u de continue autofocus kunt inschakelen, dient u de laser in te schakelen en
laser als focusmethode te selecteren. Zie paragraaf 12.7.2 Procedure, pagina 32.
• Wanneer continue autofocus is geactiveerd, is het niet mogelijk om de focus handma-
tig in te stellen door aan de focusring te draaien.

12.7.2 Procedure

Volg deze procedure:
1. Druk op de navigatietoets om het menusysteem weer te geven.
2. Selecteer
(Instellingen) en druk op de navigatieknop. Het menu Instellingen
wordt weergegeven.
3. Selecteer met de navigatieknop Apparaatinstellingen > Lamp en laser > Lamp en la-
ser aan.
4. Selecteer met de navigatieknop Apparaatinstellingen > Focus > Autofocus > Laser.
5. U hebt de volgende opties:
• Selecteer met de navigatieknop Apparaatinstellingen > Focus > Continue autofo-
cus > Aan.
• Raak de schermtoets
Opm. U kunt de continue autofocusfunctie ook toewijzen aan één van de program-
meerbare knoppen
. Raadpleeg paragraaf 12.12 Functies toewijzen aan program-
meerbare knoppen, pagina 35 voor meer informatie.

12.8 Gebruik van de laserafstandsmeter

12.8.1 General

De laserafstandsmeter bestaat uit een laserzender en een laserontvanger. De laseraf-
standsmeter bepaalt de afstand tot een doel door de tijd te meten die het duurt totdat
een laserpuls het doel heeft bereikt en is teruggekeerd naar de laserontvanger. Deze tijd
wordt omgezet in een afstand, die wordt weergegeven op het scherm.
De laserontvanger werkt ook als laserpointer. Als de laserafstandsmeter is ingeschakeld,
ziet u een laserstip ongeveer op het doel.
WAARSCHUWING
Kijk niet rechtstreeks in de laserstraal. De laserstraal kan oogirritaties veroorzaken.
Opm.
• De laser wordt ingeschakeld door een instelling. Selecteer
raatinstellingen > Lamp en laser > Lamp en laser aan.
• Het symbool
verschijnt op het scherm wanneer de laser is ingeschakeld.
• De camera kan worden geconfigureerd om automatisch de afstand te meten wanneer
een beeld wordt opgeslagen. Selecteer
geheugen > Meet afstand. met deze instelling wordt de parameter Objectafstand (zie
paragraaf 17.5 De metingsparameters wijzigen, pagina 66) in de beeldgegevens au-
tomatisch bijgewerkt met de gemeten afstand wanneer een beeld wordt opgeslagen.
(Dit is niet van invloed op de instelling Objectafstand in de live-modus.)
• Als de doelreflectie laag is of als het doel in een hoek staat ten opzichte van de laser-
bundel, is er mogelijk geen retoursignaal en kan de afstand niet worden gemeten.
• De laserafstandsmeter is wellicht niet op alle markten beschikbaar.
#T810253; r. AB/43583/43592; nl-NL
aan.
(Instellingen) > Opties voor opslaan en
(Instellingen) > Appa-
32

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

E seriesE75E85E95