15
Een goed beeld verkrijgen
15.1 Algemeen
Een goed beeld is afhankelijk van een aantal verschillende functies en instellingen, hoe-
wel sommige functies en instellingen grotere gevolgen voor het beeld hebben dan
andere.
Dit zijn de functies en instellingen waarmee u zult moeten experimenteren:
• De focus van de infraroodcamera bijstellen.
• Het infraroodbeeld bijstellen (automatisch dan wel handmatig).
• Een geschikt temperatuurbereik selecteren.
• Een geschikt kleurenpalet selecteren.
• De metingsparameters wijzigen.
• Een niet-uniforme correctie (NUC) uitvoeren.
In de volgende paragrafen wordt uitgelegd hoe u te werk gaat met deze functies en
instellingen.
Soms zult u ook de grafische overlay moeten verwijderen voor een betere weergave.
15.2 Focus van de infraroodcamera bijstellen
Juiste scherpstelling is van groot belang. Onjuiste scherpstelling heeft effect op de werk-
ing van de modi. Het heeft tevens effect op de temperatuurmeting.
15.2.1 Handmatig scherpstellen
U kunt de scherpstelling handmatig aanpassen door de scherpstelring te draaien. Raad-
pleeg paragraaf 12.5 Focus van infraroodcamera handmatig bijstellen, pagina 30 voor
meer informatie.
15.2.2 Autofocus
U kunt de infraroodcamera automatisch scherpstellen door op de knop Autofocus te
drukken. Raadpleeg paragraaf 12.6 Autofocus van de infraroodcamera, pagina 30 voor
meer informatie.
WAARSCHUWING
Als de camera is ingesteld op autofocus met de lasermethode (Instellingen > Apparaatinstellingen > Fo-
cus > Autofocus >Laser), mag de camera niet op het gezicht van een mens of dier worden gericht ter-
wijl u de autofocusfunctie gebruikt. De laserstraal kan leiden tot oogirritatie.
Opm. U kunt de autofocusfunctie ook toewijzen aan een van de programmeerbare
knoppen
. Raadpleeg paragraaf 12.12 Functies toewijzen aan programmeerbare
knoppen, pagina 35 voor meer informatie.
15.2.3 Continue autofocus
De infraroodcamera kan zodanig worden ingesteld, dat er continu automatisch wordt
scherpgesteld. Raadpleeg paragraaf 12.7 Continue autofocus, pagina 31 voor meer
informatie.
WAARSCHUWING
Richt de camera niet op het gezicht van iemand als de continue autofocusfunctie is ingeschakeld. De
camera maakt gebruik van laserafstandsmetingen (die continu werken) voor het aanpassen van de in-
stellingen voor scherpstelling. De laserstraal kan oogirritaties veroorzaken.
#T810253; r. AB/43583/43592; nl-NL
53