34
Het geheim achter een goed warmtebeeld
worden opgemerkt dat niet iedere camera kan worden scherpgesteld, en dat in dit geval
de enige manier om een scherp beeld te verkrijgen is om de afstand tot het object te
veranderen.
Figuur 34.3 Dezelfde radiator vanaf dezelfde afstand met dezelfde instellingen, genomen met drie ver-
schillende warmtebeeldcamera's: FLIR C2 (links), FLIR T440 (midden) en FLIR T640 (rechts).
34.4.2 Temperatuurbereik
Voor ongekoelde handcamera's met microbolometer wordt de 'belichtingswaarde' in feite
bepaald door de framesnelheid van het beeld. Dit betekent dat het niet mogelijk is hoe
lang (en dus hoeveel) straling op de detector van de camera terechtkomt. Daarom is het
van belang dat een temperatuurbereik wordt geselecteerd dat overeenkomt met de hoe-
veelheid invallende straling. Als een te laag temperatuurbereik wordt geselecteerd, wordt
het beeld oververzadigd, aangezien objecten met een hogere temperatuur meer infra-
rode straling uitzenden dan koelere objecten. Als u een te hoog temperatuurbereik selec-
teert, wordt het warmtebeeld 'onderbelicht', zoals te zien is in Figuur 34.4.
Figuur 34.4 Beelden van een FLIR T440 met een temperatuurbereik van –20 tot +120 °C, (links), 0 tot
+650 °C (midden) en +250 tot +1200 °C (rechts). Alle andere instellingen zijn identiek.
Om een beeld of temperatuurmeting te realiseren is het van belang het laagst mogelijke
temperatuurbereik van de camera te selecteren dat ook de hoogste temperaturen in het
beeld omvat (zie Figuur 34.5).
Figuur 34.5 Een beeld van hetzelfde object, genomen met verschillende temperatuurbereiken: –20 tot
120 °C (links) en 0 tot 650 °C (rrechts). De temperatuur in het linker beeld wordt weergegeven met een
waarschuwingssymbool (een rode cirkel met een wit kruis), omdat de gemeten waarden buiten het gekali-
breerde bereik liggen.
Afhankelijk van het cameramodel en de configuratieopties kunnen overbelichte en on-
derbelichte gebieden worden weergegeven in een contrasterende kleur.
34.4.3 Beelddetail en afstand van het object
De belichting bij fotografie komt overeen met de combinatie van straling van het object
en gereflecteerde straling van de omgeving bij thermografie. Deze gereflecteerde stra-
ling is ongewens omdat storende reflecties (in ieder geval op slechts delen van het ob-
ject) moeten worden voorkomen. Hiertoe moet een geschikte positie worden gekozen
voor het maken van beelden. Ook is het raadzaam een positie te kiezen vanaf waar het
194
#T810253; r. AB/43583/43592; nl-NL