Samenvatting van Inhoud voor Siemens SIMOTICS XP Series
Pagina 1
Uitgave 04/2023 BEDIENINGSHANDLEIDING SIMOTICS XP Laagspanningsmotoren 1MB5 Ashoogte 400/450 www.siemens.com/drives...
Pagina 3
Inleiding Veiligheidsinstructies Omschrijving SIMOTICS XP Voorbereiding voor gebruik Niederspannungsmotoren Type 1MB5 - Ashoogte 400/450 Montage Elektrische aansluiting Bedieningshandleiding Inbedrijfstelling Bedrijf Onderhoud Reserve-onderdelen Afvalverwijdering Technische gegevens Kwaliteitsdocumenten Voor gebruik in zone 2 (IEC/EN 60079-10-1) Voor gebruik ik zone 21 en 22 (IEC/EN 60079-10-2) Vertaling van de oorspronkelijke bedieningshandleiding 04/2023...
Pagina 4
De aanwijzingen in de bijhorende documentatie moeten in acht worden genomen. Waarmerk Alle benamingen die zijn voorzien van het symbool ®, zijn geregistreerde merken van de Siemens AG. De overige benamingen in dit document kunnen merken zijn waarvan het gebruik door derden voor eigen doeleinden de rechten van de eigenaar kan schenden.
Webpagina's van derden ....................11 Documentatie SIMOTICS ....................11 Service en support ......................13 1.4.1 Siemens Industry Online Support op het web ..............13 1.4.2 Siemens Industry Online Support voor onderweg ............... 13 1.4.3 Feedback over de technische documentatie................ 14 1.4.4...
Pagina 6
Inhoudsopgave 3.3.3 Bouwvorm ......................... 32 3.3.4 Veiligheidsklasse........................ 32 3.3.5 Omgevingsomstandigheden ....................33 3.3.6 Optionele aanbouw- en inbouwonderdelen................ 33 3.3.7 Markering .......................... 33 Voorbereiding voor gebruik......................... 35 Veiligheidsrelevante aspecten bij de projectering van de installatie ........35 Bedrijfstype respecteren..................... 35 Koeling waarborgen......................35 Thermische motorbeveiliging (afhankelijk van de uitvoering)..........
Pagina 7
Inhoudsopgave Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren ............... 59 5.3.1 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren ............... 59 5.3.2 Aanslagpunten controleren ....................60 5.3.3 Koeling waarborgen......................61 5.3.4 Uitbalancering ........................63 5.3.4.1 Weergave van het aanbrengen en lostrekken van de afdrijfelementen......... 64 5.3.5 Rotorkleminrichting verwijderen ..................
Pagina 8
Inhoudsopgave 6.7.6 Gebruik een eenaderige kabel .................... 90 6.7.7 Aluminiumleider aansluiten ....................91 6.7.8 Minimum luchtafstanden....................91 6.7.9 Aansluiting met bevestigingsklemmen ................92 Aansluitwerken afsluiten....................92 Hulpstroomkring aansluiten ....................93 6.9.1 Kabels selecteren ....................... 93 6.9.2 Kabel in de hulpaansluitkast aanbrengen en installeren ............93 6.9.3 Temperatuurbewaking van de statorwikkeling aansluiten (volgens de uitvoering) ....
Pagina 9
Inhoudsopgave 9.3.1 Veiligheidsaanwijzingen voor inspectie en onderhoud ............118 9.3.2 Algemeen inspectie-instructies..................120 9.3.3 Eerste inspectie na montage of reparatie................120 9.3.4 Hoofdinspectie ........................ 121 9.3.5 Onderhoudsintervallen ....................122 9.3.6 Inspectie en onderhoud van de stilstandverwarming ............122 9.3.7 Externe ventilator onderhouden..................123 9.3.8 Beoordeling van de walslagering ..................
Pagina 10
Inhoudsopgave 10.8 Machine-onderdelen......................148 10.8.1 Stator en rotor ........................ 148 10.8.2 Verluchting ........................149 10.8.3 Externe ventilator ......................150 10.8.4 Aansluitkast TB3R61 ......................151 10.8.5 Aansluitkast 1XB1631 ...................... 152 10.8.6 Hoofdaansluitkast type 1XB7750 ..................153 10.8.7 Wentellager DE-zijde met lagerhuis .................. 154 10.8.8 Wentellager NDE-zijde met lagerhuis ................
Inleiding Over SIMOTICS Beschrijving SIMOTICS is de Siemens-productfamilie van de elektromotoren voor het complete motorspectrum in de digitale industrie. Over dit handboek 1.2.1 Inhoud Om de mogelijke toepassingsgebieden van onze producten aanschouwelijker te maken, staan in deze productdocumentatie en in de online-help typische toepassingsgevallen vermeld. Deze zijn uitsluitend als voorbeelden bedoeld en houden geen verklaring in over de geschiktheid van...
Dit document bevat aanbevelingen van derde producten Siemens kent de principiële geschiktheid van deze derde producten. U kunt gelijkwaardige producten van andere fabrikanten gebruiken. Siemens neemt geen garantie op zich voor de gesteldheid van producten van derden. 1.2.2 Doelgroep Beschrijving Deze bedieningshandleiding is bedoeld voor: •...
Webpagina's van derden Beschrijving Dit document kan hyperlinks bevatten naar webpagina's van derden. Siemens heeft geen zeggenschap over de inhoud of over andere kenmerken van deze websites en is in geen geval aansprakelijk of verantwoordelijk voor de inhoud ervan. Siemens controleert de informatie op deze websites niet en is evenmin verantwoordelijk voor de inhoud en informatie die op deze...
Pagina 14
Inleiding 1.3 Documentatie SIMOTICS De documentatie is onderverdeeld in de volgende categorieën: Tabel 1-1 Documentatie SIMOTICS / SIMOGEAR- / SINAMICS Informatie Documentatieklas‐ Inhoud Doelgroep Overkoepelende in‐ Handboek voor de Regels, richtlijnen en hulpmiddelen Planners, projectontwerpers formatie projectplanning voor de projectplanning van produc‐ ten, systemen of installaties.
1.4 Service en support Service en support 1.4.1 Siemens Industry Online Support op het web Beschrijving Via Siemens Industry Online Support (https://support.industry.siemens.com/cs/ww/en/) vindt u onder meer: • Productondersteuning • Forum voor wereldwijde uitwisseling van informatie en ervaringen voor gebruikers en specialisten •...
Feedback over de technische documentatie Beschrijving Uw vragen, suggesties en correcties met betrekking tot de technische documentatie zijn altijd welkom. Gebruik hiervoor de link "Feedback sturen" in de Siemens Industry Online Support aan het einde van een bericht. Afbeelding 1-2 Aanvragen en feedback...
Documentation Beschrijving Met het webgebaseerde systeem "mySupport Documentation" kunt u uw documentatie op basis van de Siemens-content individueel samenstellen en aanpassen voor uw eigen machinedocumentatie. U start de toepassing via de tegel "My Documentation" op de mySupport homepage (https:// support.industry.siemens.com/cs/ww/en/my):...
1.4.6 Training Beschrijving SITRAIN – Digital Industry Academy biedt een omvangrijk trainingsaanbod voor de Siemens Industrieproducten – direct van de fabrikant, voor alle bedrijfstakken en toepassingen, voor alle kennisniveaus van beginner tot expert. Meer informatie vindt u op internet op het volgende Adres (https://www.siemens.com/...
Inleiding 1.5 Belangrijke productinformatie Belangrijke productinformatie Correct gebruik van de machines De machines zijn bedoeld voor industriele installaties. Deze voldoen aan de geharmoniseerde normen uit de reeks EN / IEC 60034 (VDE 0530) Het gebruik in Ex-omgevingen is verboden, voor zover de markering op de machine een gebruik in het net resp. aan een omvormer niet uitdrukkelijk toestaat.
Pagina 20
Inleiding 1.5 Belangrijke productinformatie Type 1MB5 - Ashoogte 400/450 Bedieningshandleiding, 04/2023, A5E52802435A...
Veiligheidsinstructies Informatie voor de verantwoordelijken voor de installatie Deze motor is een onvolledige machine in de zin van de richtlijn 2006/42/EG ("Machinerichtlijn") en is in overeenstemming met de toepasselijke vereisten inzake de veiligheid en de bescherming van de gezondheid van deze richtlijn, inclusief de beschermdoelen van de richtlijn 2014/35/EU ("Laagspanningsrichtlijn") betreffende elektrische gevaren, ontworpen en gebouwd.
Veiligheidsinstructies 2.4 Veilig gebruik van elektrische machines 5 veiligheidsregels 1. Vrijschakelen. Schakel ook de hulpstroomcircuits vrij, zoals de stilstandverwarming. 2. Zorg voor een beveiliging die onbedoeld opnieuw inschakelen voorkomt. 3. Controleer of er inderdaad geen spanning meer aanwezig is 4. Aarden en kortsluiten. 5.
Veiligheidsinstructies 2.4 Veilig gebruik van elektrische machines Gevaar door onder spanning staande delen Spanningvoerende onderdelen vormen een gevaar. Door het verwijderen van afdekkingen is de aanraakbescherming van roterende delen niet meer gewaarborgd. Door het benaderen van actieve delen kunnen de minimale lucht- en kruiptrajecten mogelijk worden onderschreden. Aanraken of naderen kan de dood, zwaar lichamelijk letsel of materiële schade als gevolg hebben.
Veiligheidsinstructies 2.5 Werking in explosiegevaarlijke zones Werking in explosiegevaarlijke zones Elektrische installaties in omgevingen met explosiegevaar moeten door de verantwoordelijke volgens de hiervoor geldende voorschriften en verordeningen worden gemonteerd, geïnstalleerd en in bedrijf worden gesteld. Opmerking De basisvereisten voor elektrische installaties en hun bedrijf in explosiegevaarlijke omgevingen vindt u bijv.
Veiligheidsinstructies 2.5 Werking in explosiegevaarlijke zones Dit kan een explosie tot gevolg hebben. Dit kan zware tot dodelijke letsels of materiële schade veroorzaken. • Om die reden moeten bij het optreden van hybride mengsels de relevante kenwaarden zowel voor gas (zones 0, 1 en 2) als voor stof (zones 20, 21 en 22) in acht worden genomen. Of bij een bepaalde hybride mengsels de voor een ontsteking maatgevende kenwaarden ongunstig worden beïnvloed, moet in een individueel geval door een hiervoor bevoegde instantie worden beoordeeld.
Veiligheidsinstructies 2.6 Elektrostatisch bedreigde modules Elektrostatisch bedreigde modules Materiële schade door elektrostatische ontlading De elektronische modules bevatten elektrostatisch bedreigde onderdelen. Deze componenten kunnen door ondeskundige behandeling zeer gemakkelijk worden beschadigd of vernield. Neem onderstaande aanwijzingen in acht om materiële schade te voorkomen. •...
Veiligheidsinstructies 2.8 Processen die sterke ladingen opwekken Explosiegevaar door elektrostatische ontlading Explosiegevaar door elektrostatische ontlading Elektrostatische ontladingen zijn een mogelijke ontstekingsbron. Gevaarlijke elektrostatische opladingen kunnen onder meer worden veroorzaakt door mechanische frictie, luchtstromen met deeltjes, processen die sterklading verwekken, of niet-geaarde personen, bijv. tijdens onderhouds- of reinigingswerkzaamheden.
Veiligheidsinstructies 2.10 Speciale uitvoeringen en bouwvarianten Dit kan zware tot dodelijke letsels en materiële schade veroorzaken. • Vermijd deze processen in omgevingen met gas- en stofexplosiegevaar aan niet-metalen, externe componenten, bijv. laklagen. Deze vormen van ontlading zijn niet afgedekt door de actuele normen.
Omschrijving Toepassingsgebied De draaiende elektrische machines van deze serie worden gebruikt als industriële aandrijvingen. Ze zijn ontwikkeld voor brede toepassingsgebieden in de aandrijftechniek, netbedrijf en in combinatie met frequentie-omvormers ontwikkeld. Ze worden gekenmerkt door een hoge vermogensdichtheid, robuuste constructie, lange levensduur en grote betrouwbaarheid.
Pagina 30
Omschrijving 3.1 Toepassingsgebied Beveiligingsklasse Ex tc Deze machine is uitgevoerd in de beveiligingsklasse "Bescherming door behuizing" (Ex t IIIB) volgens IEC / EN 60079‑0 en IEC / EN 60079‑31. Deze machine is voor gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen met brandbaar, niet geleidend stof overeenkomstig Zone 22 volgens IEC / EN 60079‑10‑2 geschikt. WAARSCHUWING Explosiegevaar Deze machine is niet ontworpen voor het gebruik in de volgende omgevingen: •...
Omschrijving 3.2 Vermogensplaatje Vermogensplaatje Het vermogensplaatje van de machine bevat de identificatiegegevens en de belangrijke technische gegevens. Deze gegevens op het vermogensplaatje bepalen in combinatie met de contractuele afspraken de grenzen voor een reglementair gebruik. Gegevens op het vermogensplaatje Fabrikantgegevens Spanningen met schakeling Motortype (10) Frequenties...
Omschrijving 3.3 Opbouw Opbouw Machine-uitvoering De voorschriften en normen die de basis vormen voor de uitleg en controle van deze machine vindt u op het vermogensplaatje. De uitvoering van de machine voldoet principieel aan de volgende normen: De versies van de geharmoniseerde normen waaraan wordt gerefereerd, vindt u in de EG- conformiteitsverklaringen.
Omschrijving 3.3 Opbouw 3.3.1 Koeling, ventilatie De oppervlaktekoeling is afhankelijk van de uitvoering. Eigen ventilatie (standaard): Koelmethode IC 411 volgens EN / IEC 60034-6 Aan de NDE-zijde van de behuizing van de stator is een ventilatorkap voor de geleiding van de buitenlucht aangebracht. De buitenlucht wordt door openingen in de ventilatorkap aangezogen en stroomt axiaal via de buitenste koelribben van de behuizing.
Omschrijving 3.3 Opbouw 3.3.2 Wentellagering Ter ondersteuning en voor de positiegeleiding van de machine-as in het vaststaande machinedeel worden wentellagers gebruikt. Een wentellager heeft hierbij de functie van het vaste lager, dat axiale en radiale krachten van de draaibare machine-as overdraagt op de vaststaande machinecomponent.
Omschrijving 3.3 Opbouw 3.3.5 Omgevingsomstandigheden Tabel 3-5 Grenswaarden voor de omgevingsvoorwaarden voor motoren in standaarduitvoering Omgevingstemperatuur -20 °C ... +40 °C Installatiehoogte ≤ 1000 m u. M. Lucht met normaal zuurstofgehalte, algemeen 21 % ( V / V ) Bij afwijkende omgevingsvoorwaarden gelden de specificaties op het vermogensplaatje of in de catalogus.
Pagina 36
Omschrijving 3.3 Opbouw Ex ec IIA T. Gc IECEx EPS 18.0104X Ex ec IIB T. Gc Ex ec IIC T. Gc II 3G Ex ec IIA T. Gc EPS 21 UKEX 1 255 X II 3G Ex ec IIB T. Gc II 3G Ex ec IIC T.
Voorbereiding voor gebruik Een goede planning en voorbereiding voor het gebruikvan de machine zijn belangrijke voorwaarden voor een eenvoudige en correcte installatie, het veilig bedrijf en de toegankelijkheid van de machine voor het onderhoud en de service. In dit hoofdstuk verneemt u waarop u bij het ontwerp van uw installatie met betrekking tot deze machine moet letten en wat u voor de levering van de machine moet voorbereiden.
Voorbereiding voor gebruik 4.7 Vergrendelingsschakelaar voor stilstandverwarming Zie ook Richtwaarden voor de controle van de opslagtemperatuur (Pagina 102) Voor de controle van de temperatuursensoren zijn uitschakelapparaten conform richtlijn 2014/34/EU ("richtlijn explosieveiligheid") of de overeenkomstige nationale voorschriften noodzakelijk. Koelluchtkwaliteit externe ventilator De koellucht mag slechts zwak chemisch agressief en slechts licht olie- of stofhoudend zijn. Vergrendelingsschakelaar voor motor van externe ventilator Monteer bij...
Voorbereiding voor gebruik 4.8 Uitvoering interfacemodule B5 met Steunvoet WAARSCHUWING Explosiegevaar door te hoge temperaturen Indien u direct na het uitschakelen van de machine de stilstandverwarming inschakelt, kan het toegestane temperatuurbereik of de maximale oppervlaktemperatuur van de machine worden overschreden. In een atmosfeer met explosiegevaar kan dit tot een explosie leiden. Dit kan zware tot dodelijke letsels en materiële schade veroorzaken.
Voorbereiding voor gebruik 4.11 Spannings- en frequentieschommelingen tijdens netbedrijf Geluidsemissies Geluidsemissies De machine kan tijdens het gebruik geluidsemissiepegels vertonen die voor werkplaatsen niet toegelaten zijn. Dit kan tot gehoorschade leiden. • Zorg ervoor dat er zich tijdens de werking van de machine geen personen in het gebied van de verhoogde geluidsemissie bevinden.
De aandrijfsystemen zijn individueel samengesteld. Controleer na ontvangst van de levering meteen of de leveringsomvang overeenstemt met de begeleidende papieren. Bij reclamaties achteraf wegens ontbrekende delen aanvaardt Siemens geen aansprakelijkheid. • Reclameer bij zichtbare transportschade meteen bij de leverancier. • Reclameer bij zichtbare gebreken / bij een onvolledige levering meteen bij de bevoegde vertegenwoordiger.
Voorbereiding voor gebruik 4.15 Transport en opslag 4.15 Transport en opslag Volg bij alle werken aan de machine het volgende: • Volg de algemene veiligheidsaanwijzingen (Pagina 19). • Neem de nationale en branchespecifieke voorschriften in acht. • Neem bij gebruik van de machine binnen de Europese Unie de vereisten van EN 50110‑1 voor het veilig gebruik van elektrische installaties in acht.
Voorbereiding voor gebruik 4.15 Transport en opslag Gevaar door ondeskundig hijsen Als de machine niet op de juiste wijze wordt getransporteerd of opgehesen, kan de machine kantelen of verschuiven. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. • Gebruik alle aanwezige hijsogen op de machine. •...
Pagina 44
Voorbereiding voor gebruik 4.15 Transport en opslag WAARSCHUWING Transport in afwijkende bouwvorm Als de machine niet op een juiste wijze wordt getransporteerd of opgehesen, kan de machine kantelen, in de hijsvoorziening verschuiven of naar beneden vallen. Dit kan zware tot dodelijke letsels en materiële schade veroorzaken.
Voorbereiding voor gebruik 4.15 Transport en opslag 4.15.3 Rotor beveiligen Volgens de bestelling is de machine met een vergrendeling voor de rotor uitgerust. Zij beschermt de rotor tegen schade door schokken bij het transport of de opslag. LET OP Motorschade door trillingen Als de vergrendeling van de rotor niet wordt gebruikt, kan de machine tijdens transport als gevolg van trillingen of tijdens de opslag worden beschadigd.
Voorbereiding voor gebruik 4.15 Transport en opslag Alternatieve rotorvergrendeling • Als de machine na het aanbrengen van het aandrijfelement wordt getransporteerd, fixeert u de rotor op geschikte wijze in axiale richting. Schroefdraad van het aseinde Aanhaalmoment 40 Nm 80 Nm 150 Nm 230 Nm Aanhaalmomenten voor alternatieve rotorvergrendeling. •...
Voorbereiding voor gebruik 4.15 Transport en opslag Voorwaarden en voorbereidingen • Bewaar alleen goederen in onbeschadigde verpakkingen. Pak de goederen in beschadigde verpakkingen uit. Sla de goederen volgens het goederentype deskundig op. • Repareer schade aan de verpakking vóór de opslag, voor zover dit voor de opslag conform de voorschriften noodzakelijk is.
Voorbereiding voor gebruik 4.16 Bedrijf aan de omvormer Beveiliging tegen vochtigheid Is er geen droge opslagplaats beschikbaar, bescherm de machine dan als volgt tegen vochtigheid: • Wikkel vochtabsorberend materiaal om de machine. • Wikkel dit geheel in folie: – Plaats vochtindicatoren onder het folie. –...
Voorbereiding voor gebruik 4.16 Bedrijf aan de omvormer 4.16.1 Omvormer van parameters voorzien • Wanneer er voor de motorconfiguratie een speciale indeling van de omvormer is vereist, dienen de betrokken bijkomende gegevens op het vermogensplaatje te worden vermeld. • Voorzie de omvormer van de juiste parameters. De parametergegevens staan vermeld op het vermogensplaatje van de machine.
Voorbereiding voor gebruik 4.16 Bedrijf aan de omvormer LET OP Materiële schade door te hoge aansluitspanning Als de aansluitspanning voor het isolatiesysteem te hoog is, kan dit het isolatiesysteem beschadigen. Het isolatiesysteem wordt daardoor beschadigd. Dit kan de machine volledig beschadigen. •...
• Gebruik een gelijke-fasefilter (dempende kern) bij de uitgang van de omvormer. De keuze en het dimensioneren gebeurt via de distributiepartner van SIEMENS. • Begrens de spanningstoename door het plaatsen van uitgangsfilters. Uitgangsfilters dempen de hoeveelheid boventonen in de uitgangsspanning.
Voorbereiding voor gebruik 4.16 Bedrijf aan de omvormer ① ④ Werkmachine Geïsoleerd lager ② ⑤ Motor Geïsoleerde tacho-aanbouw ③ Koppeling Afbeelding 4-1 Principiële weergave van de individuele aandrijving LET OP Lagerschade door stroomgeleiding De lagerisolering mag niet worden overbrugd. Door stroomgeleiding kunnen de lagers worden beschadigd.
Voorbereiding voor gebruik 4.17 Elektromagnetische compatibiliteit LET OP Wentellagerschade door lagerstromen Als tussen de motoren van de tandemaandrijving geen geïsoleerde koppeling wordt gebruikt, kunnen lagerstromen optreden. Dit kan schade veroorzaken aan de lagers aan DE-kant van beide motoren. • Gebruik een geïsoleerde koppeling om de motoren te verbinden. Als u twee motoren als zogenaamde "tandemaandrijving"...
Voorbereiding voor gebruik 4.17 Elektromagnetische compatibiliteit Storingsbestendigheid De machines voldoen in principe aan de vereisten inzake de storingsbestendigheid conform EN / IEC 61000-6-2. Bij machines met geïntegreerde sensoren (bijv. PTC-weerstanden) moet de exploitant door de juiste keuze van de sensorsignaalkabels (evt. met afscherming, aansluiting zoals bij...
Montage Veiligheidsaanwijzingen voor de montage Volg bij alle werken aan de machine het volgende: • Volg de algemene veiligheidsaanwijzingen (Pagina 19). • Neem de nationale en branchespecifieke voorschriften in acht. • Neem bij gebruik van de machine binnen de Europese Unie de vereisten van EN 50110‑1 voor het veilig gebruik van elektrische installaties in acht.
Montage 5.2 Montage voorbereiden Persoonlijke en materiële schade door een verkeerde montage Een ondeskundige montage kan dodelijk of zwaar lichamelijk letsel of materiële schade als gevolg hebben. De correcte montage is een voorwaarde voor een veilige en storingsvrije werking van de machine. •...
Montage 5.2 Montage voorbereiden 5.2.2 Isolatieweerstand 5.2.2.1 Isolatieweerstand en polarisatieindex Door meting van de isolatieweerstand en van de polarisatieindex (PI) kunt u informatie verkrijgen over de toestand van de machine. Controleer daarom op de volgende tijdstippen de isolatieweerstand en de polarisatie-index: •...
Montage 5.2 Montage voorbereiden 5.2.2.2 Isolatieweerstand en polarisatie-index van de wikkeling controleren Isolatieweerstand meten 1. Neem de aanbevelingen in acht in de bedieningshandleiding van het gebruikte isolatiemeetapparaat. 2. Aard andere wikkelingen, ingebouwde wikkelingstemperatuurvoeler en indien nodig andere aan- en inbouwonderdelen. WAARSCHUWING Gevaarlijke spanning aan de klemmen Bij...
Montage 5.2 Montage voorbereiden Grenswaarden voor de isolatieweerstand van de wikkeling De volgende tabel geeft de meetspanning en de grenswaarden voor de isolatieweerstand R aan. Deze waarden komen overeen met de aanbevelingen volgens IEC 60034-27-4. Tabel 5-1 Isolatieweerstand van de wikkeling tot 40 °C MΩ...
Montage 5.2 Montage voorbereiden Opmerking Opmerking bij IEEE 43 Volgens IEEE 43 rekent u de R bij wikkelingstemperaturen van < 40 °C op de referentietemperatuur van 40 °C om. Omdat de minimale waarden voor de R voor 40 °C gelden, worden de noodzakelijke R -waarden bij wikkelingstemperaturen onder 40 °C iets hoger. De polarisatie-index meten 1.
Montage 5.3 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren 5.2.3 Opstelvlakken voorbereiden Bereid de installatieoppervlakken afhankelijk van de bouwvorm van de machine voor: • Installatie op een fundering – Zorg ervoor, dat de oppervlakken van het fundament vlak en schoon zijn. –...
Montage 5.3 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren • Hinder de ventilatie niet. Zuig de afvoerlucht op naburige aggregaten niet onmiddellijk weer aan. • Voorkom langdurige inwerking van directe intensieve zonnestralen, regen, sneeuw, ijs of stof. Bij gebruik of opslag in de buitenlucht verdient gebruik van een frame of extra afdekking aanbeveling.
Montage 5.3 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren 5.3.3 Koeling waarborgen WAARSCHUWING Oververhitting en uitval van de machine Het niet in acht nemen van de volgende punten kan materiële schade, zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg hebben, bij explosiebeveiligde machines kan een explosie ontstaan. •...
Pagina 64
Montage 5.3 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren Fout Juist Minimale afstand "x" tussen de naastgelegen modules voor luchttoevoer naar de machine Respecteer op de plaats van gebruik van de machine de minimummaat voor de luchttoevoer: Tabel 5-3 Minimale waarde “X” voor de afstand tussen de naburige modules voor luchttoevoer naar de machine Ashoogte X in mm...
Montage 5.3 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren 5.3.4 Uitbalancering De rotor is statisch uitgebalanceerd. Bij aseinden met inlegspieën wordt het soort balancering aangegeven met een markering aan de kopse kant van de DE-zijde van het aseinde en op het vermogensplaatje: •...
Montage 5.3 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren Asuiteinden met inlegspie • Als het aangedreven element bij balanceertype "H" korter is dan de pasveer: Werk het uit de ascontour en het aangedreven element stekende deel van de pasveer afwerken. Alternatief zorgen voor een massacompensatie.
Montage 5.3 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren De toelaatbare waarden voor axiale en radiale krachten kunt u opvragen bij ons Service Center (Pagina 13) of u kunt deze opzoeken in de machinecatalogus. 5.3.5 Rotorkleminrichting verwijderen Als een rotorkleminrichting op de machine aanwezig is, verwijder deze dan zo laat mogelijk; bijvoorbeeld pas voor het ophijsen van het aangedreven element of het aandrijfelement.
Montage 5.3 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren 5.3.8 Condenswater aflaten Door de volgende omstandigheden kan zich condenswater in de machine ophopen: • Sterke schommelingen van de omgevingstemperatuur, bijv. directe zonnestralen en hoge luchtvochtigheid • Uitschakelbedrijf resp. lastschommelingen tijdens de werking LET OP Schade door condenswater Als de statorwikkeling vochtig is, daalt de isolatieweerstand van de statorwikkeling.
5.3.9 Axiale en radiale krachten De toelaatbare waarden voor axiale en radiale krachten kunt u opvragen bij ons Siemens Service Center (Pagina 13) of opzoeken in de machinecatalogus. WAARSCHUWING Lagerschade of asschade Grote aangedreven massa's waarvan het zwaartepunt buiten het asuiteinde ligt, kunnen ernstige resonanties veroorzaken.
Montage 5.4 Machine uitlijnen en bevestigen Machine uitlijnen en bevestigen 5.4.1 Voorwaarden voor het correct uitrichten en voor de veilige bevestiging Om de machine correct uit te lijnen en veilig te bevestigen, hebt u gedetailleerde vakkennis nodig over de volgende noodzakelijke maatregelen: •...
Montage 5.4 Machine uitlijnen en bevestigen • Looprust Voorwaarden voor een rustige, trillingsarme loop volgens DIN 4024 zijn: – Stabiele trillingsvrije vormgeving van de fundering – Nauwkeurig uitrichten van de werkmachine – Een uitgebalanceerde aangedreven element overeenkomstig de uitbalancering van de motor (koppeling, riemschijven, ventilator, ...) Respecteer de max.
Montage 5.4 Machine uitlijnen en bevestigen 4. Let bij de positionering ook op een gelijkmatig rondlopende axiale spleet (y→0) op de koppeling. 5. Bevestig de machine op het fundament. De keuze van de bevestigingselementen is afhankelijk van het fundament en valt onder de verantwoordelijkheid van de exploitant van de installatie.
Montage 5.4 Machine uitlijnen en bevestigen 5.4.4 Machine voor de werkmachine uitlijnen en bevestigen (IM B5) De standaardflens is met een centrering uitgevoerd. De keuze van de passing van de tegenflens van de werkmachine valt onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant van het systeem of van de exploitant van de installatie.
Montage 5.4 Machine uitlijnen en bevestigen 5.4.6 Machine voor de werkmachine uitlijnen en bevestigen (IM V1/ IM V10) De standaardflens is met een centrering uitgevoerd. De keuze van de passing van de tegenflens van de werkmachine valt onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant van het systeem of van de exploitant van de installatie.
• Trek de schroefverbindingen met de vermelde aanhaalmomenten aan. • Gebruik alleen meegeleverde bevestigingsmaterialen of originele reserveonderdelen van Siemens. • Controleer de verbindingpunten bij inspecties. Gevaarlijke spanningen bij de elektrische aansluiting Aan elektrische machines kunnen gevaarlijke spanningen optreden. Er kunnen zich dodelijke of ernstig lichamelijke letsels voordoen of er kan materiële schade ontstaan.
Elektrische aansluiting 6.2 Basisregels • Afwijkingen van het voedingsnet van de nominale waarden bij spanning, frequentie, curvevorm en symmetrie verhogen de opwarming en beïnvloeden de elektromagnetische compatibiliteit. • Het gebruik van de machine op een net met niet-geaard sterpunt is alleen tijdens zelden optredende periodes van korte duur toegestaan, bijv.
Elektrische aansluiting 6.4 Aansluitkast • Sluit de machine dusdanig aan dat een duurzame, veilige elektrische verbinding in tact wordt gehouden. Vermijd afstaande draadeinden. • Installeer en bevestig extern toegevoerde hulpleidingen afzonderlijk van de hoofdleiding. Hiervoor zijn eventueel elementen met kabelbinders meegeleverd. Tabel 6-1 Aansluittechniek (aansluiting met kabelschoen / zonder kabelschoen) Aansluitkast...
Elektrische aansluiting 6.4 Aansluitkast 6.4.1 Aansluitkast TB3R61 Afbeelding 6-2 Aansluitkast TB3R61 De aansluitkabels worden met behulp van kabelschroefverbindingen met schroefdraadboorgaten in de aansluitkast ingevoerd. De kabelschroefverbindingen worden niet standaard meegeleverd. Raadpleeg voor meer informatie: • Kabel in de aansluitkast invoeren (Pagina 86) • Kabels installeren (Pagina 87) •...
Elektrische aansluiting 6.4 Aansluitkast 6.4.2 Aansluitkast 1XB1631 Afbeelding 6-3 Aansluitkast 1XB1631 De aansluitkabels worden met behulp van kabelschroefverbindingen met schroefdraadboorgaten in de aansluitkast 1XB1631 ingevoerd. De kabelschroefverbindingen worden niet standaard meegeleverd. Raadpleeg voor meer informatie: • Kabel in de aansluitkast invoeren (Pagina 86) •...
Elektrische aansluiting 6.4 Aansluitkast Raadpleeg voor meer informatie: • Kabel in de aansluitkast invoeren (Pagina 86) • Kabels installeren (Pagina 87) • Kabel aansluiten met kabelschoenen (Pagina 87) • Kabel aansluiten zonder kabelschoenen (Pagina 89) 6.4.4 Aansluitkast draaien (optie) Optioneel kunt u de aansluitkast afhankelijk van de uitvoering overeenkomstig de aansluitrichting met ±90°...
Elektrische aansluiting 6.4 Aansluitkast 12.Draai 2 diagonaal aangebrachte schroefdraadstangen in en schuif het deksel op deze stangen. Zorg ervoor, dat hierbij de afdichting niet wordt beschadigd. 13.Bevestig de beide vrije schroefverbindingen en draai de schroeven handvast aan. 14.Verwijder de schroefdraadstangen en schroef beide extra schroeven in. 15.Draai de 4 schroeven stevig aan.
Elektrische aansluiting 6.5 Machine aansluiten 6.4.7 Aansluiting zonder aansluitkast (Zone 2) Indien de machine met uitgevoerde leidingen werd besteld, dienen de voorwaarden voor de Zone 2 in acht te worden genomen die dan van toepassing zijn. Er wordt van uitgegaan dat de besteller alsmede de opsteller en de exploitant van de installatie bekend zijn met de voorwaarden en dat zij...
Elektrische aansluiting 6.5 Machine aansluiten 6.5.2 Klemaanduiding Bij de klemaanduidingen volgens IEC / EN 60034‑8 gelden voor draaistroommachines de volgende definities: Tabel 6-2 klemaanduidingen aan bijvoorbeeld 1U1-1 1 Benaming Kencijfer voor onderverdeelde wikkeling, voor zover dit van toepassing is. Speciaal geval voor pooltoewijzing bij...
Elektrische aansluiting 6.5 Machine aansluiten De aansluitleidingen zijn met een kleur of een beschrijving gemarkeerd De klant sluit de afzonderlijke leidingen volgens de beschrijving rechtstreeks aan op de schakelkast van zijn installatie. Schroefverbindingen met aansluitschroefdraad in de aansluitkast (EN 50262) ② O-ring 6.5.5 Gecertificeerde kabelinvoeren, schroefdraadadapters en sluitdoppen...
Elektrische aansluiting 6.6 Aardgeleider Doorvoerboorgaten: • De nominale diameter van het boorgat voor de invoer mag niet meer dan 0,7 mm groter zijn dan de nominale diameter van de schroefdraad van het invoer- of aansluitstuk. • De binnenzijde van de aansluitkast moet voldoende ruimte bieden voor de bevestiging van een contramoer aan de invoer of het aansluitstuk.
Elektrische aansluiting 6.6 Aardgeleider Type aarding van de behuizing Kabeldoorsnede mm² Aansluiting van een enkele ader onder externe aard‐ ingshoek. Aansluiting met DIN-kabelschoen onder externe aard‐ ingshoek, DIN 46 234 6.6.1 Aardgeleider aansluiten De doorsnede van de aardgeleider van de machine moet overeenkomen met de installatievoorschriften, bijv.
Elektrische aansluiting 6.6 Aardgeleider • Controleer of de maximaal toegestane klemdikte van 10 mm voor de kabelschoen of de platte kabel niet wordt overschreden. • Bevestig de klemschroef volgens onderstaande tabel. Inschroefdiepte en aanhaalmoment zijn verschillend volgens de toepassing van kabelschoenen of aardklemmen. ...
Elektrische aansluiting 6.7 Kabelaansluiting 6.6.2 Metalen afscherming in de aansluitkast aarde, Wanneer u met metaal versterkte kabels hebt die in de aansluitkasten of hulpaansluitkasten met niet-zelfzekerende stroomkringen worden ingevoerd, dan aardt u de metalen afscherming in de aansluitkast. • In de aansluitkast met intern aardingsonderdeel sluit u de metalen afscherming aan op het interne aardingsonderdeel.
Elektrische aansluiting 6.7 Kabelaansluiting 6. Sluit de kabeluiteinden volgens het schakelschema op de klemmen aan. Het schakelschema vindt u in het deksel van de aansluitkast. Meer informatie hierover vindt u in het hoofdstuk "Kabels aansluiten ..." 7. Controleer de kabelschroefverbindingen op dichtheid en of ze goed vast zitten. Sluit de gebruikte schroefdraden of boorgaten vakkundig af zodat de IP-beschermingsklasse is gewaarborgd.
Elektrische aansluiting 6.7 Kabelaansluiting 3. Bevestig de kabelschoen op de juiste wijze aan het kabeleinden, bijvoorbeeld door samenpersen. Afbeelding 6-5 Aansluiten met kabelschoen en bevestigingsschroef (Principevoorstelling) 4. Isoleer indien nodig de kabelschoenhulzen om de minimale luchtafstanden en het kruiptraject in stand te houden. 5.
Elektrische aansluiting 6.7 Kabelaansluiting 6.7.5 Kabel aansluiten zonder kabelschoenen Bij een overeenkomstige bestelling kunnen klembeugels zijn ingebouwd die geschikt zijn voor het aansluiten van fijndradige of meeraderige geleiders zonder gebruik van adereindhulzen. Als u adereindhulzen gebruikt, bevestig deze dan vóór het aansluiten door een vakkundige, stroombestendige persverbinding op het geleidereinde.
Elektrische aansluiting 6.7 Kabelaansluiting ③ ④ 4. Let volgens het formaat van de geleider op de juiste volgorde van de klembeugels – Leg de kabels in de klembeugels. ⑤ – Draai de klemmoer vast met 8 Nm. Afbeelding 6-6 Aansluiting met bevestigingsklem (principeweergave) ②...
Elektrische aansluiting 6.7 Kabelaansluiting 6.7.7 Aluminiumleider aansluiten Als u aluminium geleiders gebruikt, let dan ook het volgende: • Gebruik alleen voor de aansluiting van aluminium geleiders geschikte kabelschoenen. • Verwijder de oxidelaag aan de contactpunten op de geleider en/of op het tegenstuk vlak voor het aanbrengen van de aluminiumgeleider.
Elektrische aansluiting 6.8 Aansluitwerken afsluiten 6.7.9 Aansluiting met bevestigingsklemmen Afhankelijk van de bestelling kunnen bevestigingsklemmen zijn ingebouwd die geschikt zijn voor het aansluiten van fijndradige of meeraderige geleiders zonder de toepassing van eindhulzen. Adereindhulzen mogen alleen dan worden toegepast, wanneer deze vóór het aansluiten door een vakkundige, stroombestendige persverbinding op de geleider werden bevestigd.
Elektrische aansluiting 6.9 Hulpstroomkring aansluiten Hulpstroomkring aansluiten 6.9.1 Kabels selecteren Houd bij de keuze van de aansluitleidingen voor de hulpstroomkringen rekening met de volgende criteria: • Nominale stroomsterkte • Nominale spanning • Installatiegebonden voorwaarden, zoals de omgevingstemperatuur, het installatietype, kabeldiameter bepaald door de benodigde kabellengte, enzovoort. •...
Elektrische aansluiting 6.9 Hulpstroomkring aansluiten 6.9.3 Temperatuurbewaking van de statorwikkeling aansluiten (volgens de uitvoering) Voor de bewaking van de statorwikkeling tegen thermische overbelasting zijn temperatuursensoren in de statorwikkeling aangebracht. De aansluitleidingen van de temperatuursensoren worden afhankelijk van de uitvoering naar de hoofdaansluitkast of de secundaire aansluitkast geleid. Schakeling en toewijzing van de klemmen vindt u in het schakelschema.
Elektrische aansluiting 6.10 Omvormer aansluiten Temperatuursensor aansluiten Temperatuursensoren mogen uitsluitend worden aangesloten op zelfzekerende stroomkringen met gecertificeerde evaluatieapparaten. De maximaal toegestane ingangsstromen en -vermogens volgens de EG-typekeuringscertificaat mogen niet worden overschreden. Het niet in acht nemen van deze instructie kan tot materiële schade leiden. •...
Elektrische aansluiting 6.10 Omvormer aansluiten Het isolatiesysteem van de SIMOTICS-machines voldoen aan de specificaties van IEC 60034-18-41 volgens belastingscategorie C (IVIC C = sterk). Tabel 6-5 Maximale spanningspieken op de motorklemmen voor netmotoren, omvormerbedrijf mogelijk Nominale motorspanning Maximale spanningspieken op de motorklemmen Û...
Pagina 99
Elektrische aansluiting 6.10 Omvormer aansluiten ① ⑤ Zeskantbout Zeskantmoer ② ⑥ Veerring Hoogfrequentie-aardleiding ③ ⑦ Klemplaat Kabelschoen ④ Aardgeleider Afbeelding 6-7 Hoogfrequente aarding Meer informatie vindt u in het hoofdstuk "Bedrijf aan de omvormer (Pagina 46)". Type 1MB5 - Ashoogte 400/450 Bedieningshandleiding, 04/2023, A5E52802435A...
Pagina 100
Elektrische aansluiting 6.10 Omvormer aansluiten Type 1MB5 - Ashoogte 400/450 Bedieningshandleiding, 04/2023, A5E52802435A...
Inbedrijfstelling Volg bij alle werken aan de machine het volgende: • Volg de algemene veiligheidsaanwijzingen (Pagina 19). • Neem de nationale en branchespecifieke voorschriften in acht. • Neem bij gebruik van de machine binnen de Europese Unie de vereisten van EN 50110‑1 voor het veilig gebruik van elektrische installaties in acht.
Pagina 102
Inbedrijfstelling 7.1 Maatregelen voor de inbedrijfname • Zorg voor een correcte aansluiting en werking van de optionele aanvullende inrichtingen voor de machinebewaking. • Controleer de lagertemperaturen bij uitvoeringen met lagerthermometers tijdens de eerste machinerun. Stel de waarden voor waarschuwing en uitschakelen op de bewakingsinrichting in.
Pagina 103
Inbedrijfstelling 7.1 Maatregelen voor de inbedrijfname Tweede asuiteinde Als het tweede asuiteinde niet wordt gebruikt: • Beveilig de pasveer tegen wegslingeren en let erop dat de rotorbalancering “H” (normale uitvoering) tot ca 60% van de massa is gereduceerd. • Zeker het ongebruikte aseinde door afdekkingen tegen aanraking. Bedrijf aan de omvormer •...
Inbedrijfstelling 7.4 Instelwaarden voor de controle van de wikkelingstemperatuur Isolatieweerstand en polarisatie-index meten Meet de isolatieweerstand en de polarisatie-index. U verkrijgt daarmee informatie over de toestand van de wikkelingsisolatie: Richtwaarden voor de controle van de opslagtemperatuur Voor de inbedrijfstelling Als de machine met lagerthermometers is uitgerust, stel dan voor de eerste machinerun de temperatuurwaarde voor het uitschakelen op de controle-inrichting in.
Inbedrijfstelling 7.5 Externe ventilator in bedrijf nemen Normaal bedrijf Meet de normale bedrijfstemperatuur T op de opstelplaats in °C. Stel de waarden voor bedrijf uitschakelen en waarschuwing conform de bedrijfstemperatuur T bedrijf Tabel 7-4 Instelwaarden voor de controle van de wikkelingstemperaturen in normaal bedrijf Instelwaarde Isolatieklasse 155(F) Waarschuwen...
Inbedrijfstelling 7.6 Inschakelen Inschakelen Maatregelen bij de inbedrijfstelling Na montage of revisie worden voor de normale inbedrijfname van machines de volgende maatregelen aanbevolen: • Start de machine onbelast. Sluit daartoe de vermogensschakelaar en schakel ze indien mogelijk niet voortijdig uit. Het uitschakelen vlak na het starten als het toerental nog laag is ter controle van de draairichting of ter controle moet tot het strikt noodzakelijke worden beperkt.
Bedrijf Veiligheidsaanwijzingen voor het bedrijf Volg bij alle werken aan de machine het volgende: • Volg de algemene veiligheidsaanwijzingen (Pagina 19). • Neem de nationale en branchespecifieke voorschriften in acht. • Neem bij gebruik van de machine binnen de Europese Unie de vereisten van EN 50110‑1 voor het veilig gebruik van elektrische installaties in acht.
Bedrijf 8.1 Veiligheidsaanwijzingen voor het bedrijf 8.1.2 Veiligheidsinstructies tijdens het bedrijf - niet afgedekte, roterende onderdelen Gevaar door roterende delen Roterende onderdelen vormen een gevaar. Door het verwijderen van afdekkingen is de aanrakingsbescherming van roterende delen niet meer gewaarborgd. Het aanraken van roterende delen kan vonkvlucht met ontsteking van een explosieve atmosfeer, de dood, zwaar lichamelijk letsel of materiële schade als gevolg hebben.
Bedrijf 8.1 Veiligheidsaanwijzingen voor het bedrijf Gevaar voor brandwonden door hete oppervlakken Individuele machinedelen kunnen tijdens het bedrijf heet worden. Bij aanraking kunnen brandwonden ontstaan. • Raak tijdens bedrijf geen machinedelen aan. • Laat de machine eerst afkoelen voor u met werkzaamheden aan de machine begint. •...
Bedrijf 8.1 Veiligheidsaanwijzingen voor het bedrijf Installatiespecifieke ontstekingsgevaren De criteria voor de betrokken zone-indeling zijn niet geharmoniseerd en de beoordeling van de bedrijfsrisico's, de plaatselijke bedrijfsvoorwaarden en de veelvoudige controlemethoden zijn niet uniform. Dienovereenkomstig kunnen ook de hulpmaatregelen die door de toezichthoudende autoriteiten worden aanbevolen, gedeeltelijk verschillen volgens hun bevoegdheidsbereik.
Pagina 111
Bedrijf 8.1 Veiligheidsaanwijzingen voor het bedrijf Explosiegevaar door te hoge opslagtemperatuur De naleving van de maximale oppervlaktetemperatuur is bij een te hoge opslagtemperatuur niet gewaarborgd. Het kan tot een ontsteking door stof en tot explosies komen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of materiële schade veroorzaken. •...
Bedrijf 8.4 Elektrische en mechanische storingen 8.1.5 Inschakelen bij actieve stilstandverwarming Verhoogde machinetemperatuur door ingeschakelde stilstandverwarming Als de stilstandverwarming bij een lopende motor wordt gebruikt, kan het tot verhoogde temperaturen in de machine komen. Dit kan tot materiële schade leiden. • Schakel de stilstandverwarming uit voordat u de motor inschakelt. •...
Pagina 113
Bedrijf 8.4 Elektrische en mechanische storingen In de volgende tabellen zijn algemene storingen door mechanische en elektrische invloeden opgesomd. Tabel 8-1 Elektrische invloeden Kenmerken van elektrische storingen ↓ Machine start niet. ↓ Machine komt moeilijk op toeren. ↓ Brommend geluid bij...
Pagina 114
Bedrijf 8.4 Elektrische en mechanische storingen Kenmerken mechanische storingen Onbalans van de gekoppelde machine. Gekoppelde machine balanceren. Stoten van de gekoppelde machine. Gekoppelde machine onderzoeken. Onrust van overbrengingen. Overbrengingen in orde brengen. ...
Bedrijf 8.7 Bedauwing resp. condensvorming binnen de machine vermijden Storingen aan de wentellager Beschadigingen aan de wentellagers zijn gedeeltelijk moeilijk te herkennen. Vervang het walslager in geval van twijfel. Pas alleen andere lageruitvoeringen toe na overleg met de fabrikant. Tabel 8-3 Storingen aan de wentellager ↓...
Bedrijf 8.8 Bedrijfsonderbrekingen WAARSCHUWING Explosiegevaar door te hoge temperaturen Indien u direct na het uitschakelen van de machine de stilstandverwarming inschakelt, kan het toegestane temperatuurbereik of de maximale oppervlaktemperatuur van de machine worden overschreden. In een atmosfeer met explosiegevaar kan dit tot een explosie leiden. Dit kan zware tot dodelijke letsels en materiële schade veroorzaken.
Bedrijf 8.8 Bedrijfsonderbrekingen Stilstandverwarming inschakelen, indien aanwezig Schakel de stilstandverwarming pas twee uur na het uitschakelen van de machine in. Buiten bedrijf stellen Details voor de buitenbedrijfstelling vindt u in hoofdstuk Voorbereiding voor gebruik (Pagina 35). Smeren voor het opnieuw in bedrijf nemen Als de lagers onvoldoende vet bevatten, kunnen deze beschadigd raken.
Pagina 118
Bedrijf 8.8 Bedrijfsonderbrekingen Type 1MB5 - Ashoogte 400/450 Bedieningshandleiding, 04/2023, A5E52802435A...
Onderhoud Volg bij alle werken aan de machine het volgende: • Volg de algemene veiligheidsaanwijzingen (Pagina 19). • Neem de nationale en branchespecifieke voorschriften in acht. • Neem bij gebruik van de machine binnen de Europese Unie de vereisten van EN 50110‑1 voor het veilig gebruik van elektrische installaties in acht.
Onderhoud 9.3 Inspectie en onderhoud Inspectie en onderhoud 9.3.1 Veiligheidsaanwijzingen voor inspectie en onderhoud Explosiegevaar door oververhitting van de machine door stoflaag Stofafzettingen kunnen door hun warmte-isolerende werking tot oververhitting van de machine leiden. De maximale oppervlaktetemperatuur van de machine kan niet worden gerespecteerd.
Pagina 121
Onderhoud 9.3 Inspectie en onderhoud Gevaar door onder spanning staande delen Spanningvoerende onderdelen vormen een gevaar. Door het verwijderen van afdekkingen is de aanrakingsbescherming van roterende delen niet meer gewaarborgd. Door het benaderen van actieve delen kunnen de minimale lucht- en kruiptrajecten mogelijk worden onderschreden. Aanraken of naderen kan de dood, zwaar lichamelijk letsel of materiële schade als gevolg hebben.
Onderhoud 9.3 Inspectie en onderhoud Schade door vreemde voorwerpen in de machine Bij servicewerken kunnen vreemde voorwerpen zoals vuil, werktuigen of losse onderdelen zoals schroeven enz. in de machine blijven. Het gevolg daarvan kan kortsluiting, een verminderd koelvermogen, of meer lawaai bij de werking zijn. De machine kan worden beschadigd. •...
Onderhoud 9.3 Inspectie en onderhoud Verdere controles kunnen in overeenstemming met de installatiespecifieke verhoudingen nodig zijn. LET OP Schade aan de machine Als u bij de inspectie ongeoorloofde afwijkingen vaststelt, verhelp deze dan onmiddellijk. Anders kan dit tot materiële schade aan de machine leiden. Zie ook Richtwaarden voor de controle van de opslagtemperatuur (Pagina 102) 9.3.4...
Onderhoud 9.3 Inspectie en onderhoud 9.3.5 Onderhoudsintervallen Neem het volgende in acht om storingen vroegtijdig te herkennen en te verhelpen om gevolgschade te vermijden: • Onderhoud de machine regelmatig en zorgvuldig. • Inspecteer de machine. • Voor een revisie van de machine uit. LET OP Uitval van de machine Storingen of overbelasting van de machine kunnen materiële schade veroorzaken.
Onderhoud 9.3 Inspectie en onderhoud 9.3.7 Externe ventilator onderhouden WAARSCHUWING Letsels door draaiende of spanningvoerende onderdelen Elektrische delen staan onder gevaarlijke elektrische spanning. Het aanraken ervan kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. • Koppel de externe ventilator voor het begin van de onderhoudswerken af van het net, vooral voor het openen van de aansluitkast.
Onderhoud 9.3 Inspectie en onderhoud 9.3.8 Beoordeling van de walslagering Voor de beoordeling van de walslagers is het over het algemeen niet noodzakelijk om de machine te demonteren. De machine moet voor de eerste keer worden gedemonteerd, wanneer de lagers worden vernieuwd. De toestand van een walslager kan met behulp van een lagertrillingsanalyse worden beoordeeld.
Onderhoud 9.3 Inspectie en onderhoud Tabel 9-2 Criteria voor de keuze van wentellagervetten Criteria Norm Eigenschap, kenwaarde Eenheid Type basisolie Minerale olie Bindmiddel Lithium Consistentie volgens NLGI-klasse DIN 51818 • "3" voor verticale en horizontale bouwvorm • "2" alternatief voor horizontale bouwvorm bij ver‐ korte smeertermijn Bereik van de gebruikstemperatuur Minstens -20 °C ... +130 °C...
Onderhoud 9.3 Inspectie en onderhoud Voor motoren met een horizontale bouwvorm kunt u alternatief smeervetten met NLGI- klasse 2 gebruiken. De smeertermijn wordt dan wel met 20 % verkort. Tabel 9-4 Alternatieve smeervetten met NLGI-klasse 2 voor motoren met een horizontale bouwvorm Producent Vetsoort Shell Gadus S2 V100 2 ExxonMobil/Esso...
Onderhoud 9.3 Inspectie en onderhoud Wentellagers nasmeren Los van de bedrijfsuren moet de machine minstens eenmaal per 12 maanden worden nagesmeerd. De nasmeerintervallen voor wentellagers wijken af van de inspectie-intervallen van de machine. Als de nasmeerintervallen niet in acht worden genomen, kunnen de wentellagers als gevolg beschadigd raken.
Onderhoud 9.3 Inspectie en onderhoud Opslag langer dan 4 jaar Bij langere opslagtijd vermindert de vetgebruiksduur van het lager. • Reinig de wentellahers en vet deze opnieuw in. • Alternatief dient u de wentellager indien nodig volledig te vervangen. VOORZICHTIG Gevaar van huidirritaties en oogontstekingen Een groot aantal vetten kunnen huidirritaties en ontstekingen van de ogen veroorzaken.
Onderhoud 9.3 Inspectie en onderhoud 9.3.12 Koelluchtstroom zuiver houden Om voldoende koeling voor de machine te garanderen, moeten de koelluchttrajecten vrij van vervuilingen zijn. • Maak roosters, kanalen, rippels, buizen etc. regelmatig vrij van stof en andere vervuilingen. 9.3.13 Reiniging Reinigen van de smeerkanalen en de oudvetruimten Het verbruikte vet verzamelt zich buiten het lager in de oudvetruimte van het buitenste lagerdeksel.
Onderhoud 9.3 Inspectie en onderhoud LET OP Reductie van de veiligheidsklasse Niet afgesloten condenswateropeningen kunnen schade aan de machine veroorzaken. Om de veiligheidsklasse te handhaven, moet u na het aftappen van het condenswater alle openingen weer afsluiten. 9.3.15 Lakschade verbeteren Als de lak beschadigd is, verbeter dan de lakschade. Daarmee is de corrosiebescherming gewaarborgd.
Onderhoud 9.3 Inspectie en onderhoud 9.3.16 Nalakken Nalakken Als u de gelakte oppervlakken opnieuw lakt, gebruik dan voor het volledige systeemoriginele lak plus nalak en neem de volgende vereisten in acht: • Begrenzing van de totale laklaagdikte volgens de explosiegroep: – IIA, IIB: Totale lakdikte ≤ 2 mm –...
Onderhoud 9.4 Reparatie Aansluitkast controleren • Controleer de aansluitkast regelmatig op dichtheid, onbeschadigde isolatie en vaste aansluitverbindingen. • Als in de aansluitkast stof of vocht binnengedrongen is, reinig resp. droog de aansluitkast dan goed en in het bijzonder de isolatoren. Controleer de afdichtingen en de afdichtvlakken en verhelp de oorzaak van de lek. •...
Onderhoud 9.4 Reparatie 9.4.2 Stilstandsverwarming Explosiegevaar door ondeskundige reparatie van de stilstandverwarming Door een ondeskundige aanpak bij de reparatie van de stilstandverwarming, bv. door het gebruik van niet toegelaten of niet gecontroleerde vervangdelen kan tijdens het bedrijf van de machine in een explosieve atmosfeer een explosie ontstaan. Dit kan zware tot dodelijke letsels of materiële schade veroorzaken.
Onderhoud 9.4 Reparatie 9.4.4 Ventilatorkap Om de buitenste ventilator uit te bouwen of te vervangen, moet u de ventilatorkap verwijderen. De ventilatorkap is met schroeven aan de machinebehuizing bevestigd. Demontage 1. Zeker de ventilatorkap voor het begin van de werkzaamheden tegen vallen. 2.
Onderhoud 9.4 Reparatie Montage 1. Verwijder de zekering van de inlegspie of draai deze in de moer van de inlegspie vast. 2. Controleer de juiste positie. ① 3. Schuif de externe ventilator tot aan de aanslag op de as. Gebruik hiervoor een daarvoor bedoelde inrichting.
Onderhoud 9.4 Reparatie Demontage ① ② 1. De externe ventilator wordt met borgring aan de as bevestigd. Verwijder de borgring. Gebruik hiervoor bij voorkeur tangen in overeenstemming met DIN 5254. 2. Trek de externe ventilator met de hand los. Afbeelding 9-2 Ventilatie (principeweergave met radiale ventilator) Montage ①...
Onderhoud 9.4 Reparatie Demontage WAARSCHUWING Draaiende of spanningvoerende onderdelen Elektrische delen aan de externe ventilatormotor staan onder gevaarlijke elektrische spanning. Het aanraken ervan kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. 1. Sluit de motor van de ventilator voor het begin van de werkzaamheden af van de netspanning.
Onderhoud 9.4 Reparatie • Dicht de lagerdekselschroeven met afdichtringen resp. met vet af. • De positie van de lagerdeksel, DE-zijde en NDE-zijde resp. binnen en buiten, niet verwisselen. De lagers tegen indringend vuil en vocht beschermen. 9.4.8.1 Wentellager demonteren Voorbereiding • Demonteer vetinvoeren, schokimpulsmeetplekken en eventueel ingebouwde instrumentatie aan de DE-zijde en aan de NDE-zijde.
Onderhoud 9.4 Reparatie 9.4.8.2 V-ring demonteren Afhankelijk van de uitvoering is een V-ring gemonteerd. De V-ring moet worden vervangen wanneer ongewoon veel vet uit het wentellager komt of de V-ring zichtbaar beschadigd is. Afbeelding 9-3 V-ring demonteren 1. Markeer de onderdelen voor een correcte montage. ①...
Onderhoud 9.4 Reparatie 9.4.8.4 Wentellagers inbouwen • Bij het inbouwen en tijdens de montage van het wentellager dient absoluut een zo groot mogelijke zorgvuldigheid en zuiverheid in acht te worden genomen. Let op de juiste volgorde van de onderdelen bij het opnieuw monteren. •...
Onderhoud 9.4 Reparatie 9.4.8.5 V-ring monteren Voorwaarde De wentellager is al gemonteerd. V-ring monteren 1. Vet de axiale afdichtvlakken in. De aszitting blijft vetvrij. ① V-ring ② Montagehulpring ③ Beschermring Afbeelding 9-4 V-ring monteren ① ② 2. Schuif V-ring met een montagehulpschijf op de as.
Onderhoud 9.4 Reparatie Monteer de V-ring op dezelfde manier als de labyrintring. 1. Vet de axiale afdichtvlakken in. De aszitting blijft vetvrij. ② 2. Schuif de V-ring op de as. De correcte axiale lengte van de V-ring bij de uitvoering met vetvoorkamer wordt bereikt wanneer de V-ring ong.
Onderhoud 9.4 Reparatie 4. Schuif de labyrintafdichtring aan de schroefdraadpennen tot ca. 3 mm afstand van het lagerdeksel omhoog voordat de verf of de lijm uithardt. Bij de uitvoering "Verhoogde beschermingsklasse" schuift u de labyrintafdichtring er tot aan de asaanslag op. 3 mm Afbeelding 9-6 Positie van de schroefdraadpennen van de labyrintafdichtring (principeweergave) 5.
Onderhoud 9.4 Reparatie 9.4.12 Machine afdichten • Let bij het inbouwen en tijdens de montage absoluut op een zo groot mogelijke zorgvuldigheid en zuiverheid. • Reinig alle blankliggende deelvoegen, bijv. tussen behuizingen, lagerplaten en lagerinzetstukken en etc. en verwijder alle oude afdichtmiddel. •...
Reserve-onderdelen 10.1 Bestellen van onderdelen Vermeld bij bestellingen van reserve- of reparatieonderdelen naast de exacte aanduiding van de onderdelen ook altijd het machinetype en het serienummer van de machine. Let erop dat de onderdelenbenaming overeenstemt met de benaming in de onderdelenlijsten en vul het bijhorende onderdeelnummer aan.
• Machinetype • Serienummer • Via de Data Matrix Code en de app "Siemens Industry Online Support" hebt u toegang tot de productinformatie zoals bedieningshandleidingen en certificaten van uw machine. 10.3 Aankoop van reserveonderdelen in de vrije handel...
De volgende leveringsverplichtingen gelden voor vervangende machines en voor reparatie- onderdelen na de uitloop van de productie. • Bij volledige uitval van de machine levert Siemens tot 3 jaar na levering van de oorspronkelijke machine een – qua aanbouwmaten en functie – vergelijkbare vervangende machine, levering uit een andere serie is mogelijk.
• Na verloop van 3 jaar (na levering van de oorspronkelijke machine) is voor deze machines alleen nog reparatie mogelijk, afhankelijk van beschikbaarheid van reserve-onderdelen. • Tot 5 jaar na levering van de oorspronkelijke motor zijn reserve-onderdelen leverbaar. Siemens levert voor een verdere periode van 5 jaar informatie over reserve-onderdelen en stelt indien nodig documentatie beschikbaar. 10.8 Machine-onderdelen 10.8.1...
Reserve-onderdelen 10.8 Machine-onderdelen 10.8.2 Verluchting Uitvoering bij tweepolige machines Uitvoering bij machines met vier en meer polen Tabel 10-2 Reserveonderdelen voor ventilatie Onder‐ Omschrijving Onder‐ Omschrijving deel deel 4.80 Smeernippel 12.02. Ventilatorkap 4.83 Rubberen bus 12.21 Luchtgeleidingsmondstuk 4.84 Verlengbuis voor het smeren 12.35 Veiligheidsrooster 11.04...
Reserve-onderdelen 10.9 Normdelen 10.9 Normdelen Tabel 10-13 Normdelen kunnen op afmetingen, materiaal en oppervlak via de vakhandel worden aangeschaft. Norm Afbeelding Norm Afbeelding 6.02 DIN 471 6.75 EN ISO 4026 4.04 DIN 580 5.55 EN ISO 4032 1.60 DIN 625 4.39 EN ISO 4017 6.10...
Afvalverwijdering 11.1 Inleiding De bescherming van het milieu en het sparen van de resources zijn voor ons streefdoelen met een hoge prioriteit. Een wereldwijd milieumanagement volgens ISO 14001 zorgt voor de naleving van de wetten en stelt hoge normen. Reeds bij de ontwikkeling van onze producten zijn een milieuvriendelijke vormgeving, technische veiligheid en een goede bescherming van de gezondheid belangrijke streefdoelen.
Afvalverwijdering 11.6 Componenten verwijderen 11.4 Demontage voorbereiden De demontage van de machine moet door gekwalificeerd personeel met de juiste vakkennis worden uitgevoerd, resp. worden gecontroleerd. 1. Neem contact op met een afvalverwerkend bedrijf in uw buurt. Maak duidelijk in welke kwaliteit de demontage van de machine resp. de aflevering van de componenten moet gebeuren.
Afvalverwijdering 11.6 Componenten verwijderen Hulpstoffen en chemicaliën Scheid de hulpstoffen en chemicaliën voor de verwijdering bv. volgens onderstaande categorieën: • Olie • Vetten • Reinigings- en oplossmiddelen • Lakresten • Anticorrosiemiddel • Koelmiddeladditieven zoals inhibitoren, antivriesmiddelen of biociden Verwijder de gescheiden componenten volgens de lokale voorschriften of via een afvalverwerkend bedrijf.
Pagina 166
Afvalverwijdering 11.6 Componenten verwijderen Type 1MB5 - Ashoogte 400/450 Bedieningshandleiding, 04/2023, A5E52802435A...
De Siemens Product Configurator kan zonder installatie in het internet worden gebruikt. De Siemens Product Configurator is in der Industry Mall van Siemens te vinden op: Siemens Product Configurator (www.siemens.com/spc) Aanhaalmomenten voor boutborgingen Boutborgingen •...
Pagina 168
Technische gegevens A.1 Aanhaalmomenten voor boutborgingen Voorbeelden van gebruik De hierboven vermelde aanhaalmomenten gelden voor volgende toepassingsgevallen: • Geval A Voor elektrische aansluitingen waarbij het toegestane aanhaalmoment over het algemeen is begrensd door het materiaal van de bouten en/of de belastbaarheid van de isolatoren, uitgezonderd stroomrailverbindingen volgens geval B.
Kwaliteitsdocumenten Kwaliteitsdocumenten vindt u hier (https://support.industry.siemens.com/cs/ww/en/ps/13326/ cert): Type 1MB5 - Ashoogte 400/450 Bedieningshandleiding, 04/2023, A5E52802435A...
Pagina 170
Kwaliteitsdocumenten Type 1MB5 - Ashoogte 400/450 Bedieningshandleiding, 04/2023, A5E52802435A...
Meer informatie Meer informatie Siemens: Industry Online Support (Service en support): www.siemens.com/online-support IndustryMall: www.siemens.com/industrymall Duitsland...