Doorvoerboorgaten:
• De nominale diameter van het boorgat voor de invoer mag niet meer dan 0,7 mm groter zijn
dan de nominale diameter van de schroefdraad van het invoer- of aansluitstuk.
• De binnenzijde van de aansluitkast moet voldoende ruimte bieden voor de bevestiging van
een contramoer aan de invoer of het aansluitstuk.
Invoeropeningen met schroefdraad moeten aan de volgende eisen voldoen:
• Conische schroefdraad: Zonder extra dichtmiddel of dichtingen niet minder dan drieënhalf
schroefdraadwindingen in de ingreep.
• Cilindrische schroefdraad Ten minste vijf schroefdraadwindingen, tolerantie van 6 H, beter
volgens ISO 965-1. Bij minder dan vijf schroefdraadwindingen moet een extra afdichting of
afdichtmiddel worden gebruikt.
Boringen in de kabelinvoerplaat aanbrengen
Als u bij motoren met explosiebeveiliging boringen in de kabelinvoerplaat aanbrengt, dan
noteert u de gegevens van deze aanvullende boringen in de motordocumentatie:
• Aantal en de afmetingen van de boringen
• Vorm van de schroefdraad, bijvoorbeeld metrisch of NPT
• De grootte van de boringen en boorgattoleranties moeten overeenstemmen met de
aanwijzingen van de fabrikant van de kabelschroefverbinding
Meer informatie over de installatie van buisleidingen of accessoires vindt u in
IEC / EN 60079-14.
6.6
Aardgeleider
De doorsnede van de aardleiding moet aan EN / IEC 60034-1 voldoen.
Neem bovendien de installatievoorschriften in acht, bijv. volgens EN / IEC 60204-1.
Een aardleiding kan in principe op twee manieren op de machine worden aangesloten:
• Interne aarding met aansluiting in de aansluitkast op het hiervoor aangewezen en
gemarkeerde punt.
• Buitenste aarding met aansluiting op de statorbehuizing op de hiervoor aangewezen en
gemarkeerde punten.
De schroefdraadgrootte voor de aardleider bedraagt 2x M12.
Type 1MB5 - Ashoogte 400/450
Bedieningshandleiding, 04/2023, A5E52802435A
Elektrische aansluiting
6.6 Aardgeleider
83