Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Hulpstroomkring Aansluiten; Kabels Selecteren; Kabel In De Hulpaansluitkast Aanbrengen En Installeren - Siemens SIMOTICS XP Series Bedieningshandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor SIMOTICS XP Series:
Inhoudsopgave

Advertenties

6.9

Hulpstroomkring aansluiten

6.9.1

Kabels selecteren

Houd bij de keuze van de aansluitleidingen voor de hulpstroomkringen rekening met de
volgende criteria:
• Nominale stroomsterkte
• Nominale spanning
• Installatiegebonden voorwaarden, zoals de omgevingstemperatuur, het installatietype,
kabeldiameter bepaald door de benodigde kabellengte, enzovoort.
• Vereisten volgens IEC/EN 60204‑1
• Vereisten volgens IEC/EN 60079‑14
6.9.2

Kabel in de hulpaansluitkast aanbrengen en installeren

De benodigde gegevens voor het aansluiten van de hulpstroomkring vindt u op het
klemmenschema aan de binnenzijde van het deksel van de huidige (hulp)aansluitkast.
• Voor het aansluiten van de hulpstroomkring is eventueel een aansluitlijst in de aansluitdoos
ingebouwd.
• De noodzakelijke isoleerlengte bij geleiders voor hulpgeleiderklemmen ligt volgens het
klemtype in het bereik van 6 tot 9 mm. Bij een juiste lengte komt de geleider tot aan de
aanslag in de klem en de geleiderisolatie komt gelijktijdig tot aan het contactdeel van de
klem.
Kabelschroefverbindingen aanpassen
Voor het invoeren van de aansluitkabels is er op een rechthoekige uitsnede in de aansluitkast
een plaat bevestigd. Normaal wordt de plaat met schroefdraadboorgaten en
kabelschroefverbindingen geleverd.
1. Open de hulpaansluitkast en schroef de kabelinvoerplaat los. Afhankelijk van de
aansluitkastuitvoering bevindt de kabelinvoerplaat zich onder een plaatstalen afscherming.
2. Boor bij de niet voorgeboorde uitvoering het benodigde aantal gaten of schroefdraden met
de gewenste afmetingen van de kabelschroefverbinding in de kabelinvoerplaat.
3. Markeer de kabels indien nodig voor de latere toewijzing.
4. Trek de kabel door de kabelschroefverbindingen en de kabelinvoerplaat en sluit de kabel aan.
5. Monteer de kabelinvoerplaat.
6. Zorg ervoor dat de afdichting aan de inschroefsteun van de kabelschroefverbindingen
volgens het beschermingsklasse gewaarborgd is.
Gebruik naast de in de aansluitkabels geïntegreerde, stroomafhankelijke
overbelastingbeveiliging de optionele inbouwonderdelen, bijv. temperatuursensor,
stilstandverwarming.
Type 1MB5 - Ashoogte 400/450
Bedieningshandleiding, 04/2023, A5E52802435A
Elektrische aansluiting
6.9 Hulpstroomkring aansluiten
93

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave