Elektrische aansluiting
6.6 Aardgeleider
Type aarding van de behuizing
Aansluiting van een enkele ader onder externe aard‐
ingshoek.
Aansluiting met DIN-kabelschoen onder externe aard‐
ingshoek, DIN 46 234
6.6.1
Aardgeleider aansluiten
De doorsnede van de aardgeleider van de machine moet overeenkomen met de
installatievoorschriften, bijv. in overeenstemming met IEC 60034-1.
De behuizing van de stator is op de gemarkeerde aansluitpunt voor de aardgeleider voorzien
van een zeskantige schroef met veerring en onderlegplaatje. U kunt de aardgeleider op de
volgende manieren aansluiten:
• Met meeraderige kabels met kabelschoenen
• Met platte kabels met bijbehorende uitgevoerde kabeleinde
Als alternatief kunt u de aardgeleider zonder kabelschoenen met behulp van een klemplaatje
op de gemarkeerde aansluitpunt aansluiten.
Aardgeleider aansluiten
• In de aansluitkast dienen de gekenmerkte aansluitklemmen voor de aardgeleider te worden
gebruikt.
• Controleer of het aansluitvlak contactloos en met een geschikt middel tegen corrosie is
beschermd, bijv. met zuurvrije vaseline;
• Breng de veerring en de onderlegring (indien aanwezig) onder de schroefkop aan.
84
Doorsnede buitengeleider S
mm²
35
50
70
95
120
150
185
240
300
400
Kabeldoorsnede
M12
Doorsnede van de aardgeleider
mm²
25
25
35
50
70
70
95
120
150
185
Type 1MB5 - Ashoogte 400/450
Bedieningshandleiding, 04/2023, A5E52802435A
mm²
150