Montage
5.4 Machine uitlijnen en bevestigen
5.4.6
Machine voor de werkmachine uitlijnen en bevestigen (IM V1/ IM V10)
De standaardflens is met een centrering uitgevoerd. De keuze van de passing van de tegenflens
van de werkmachine valt onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant van het systeem of van
de exploitant van de installatie.
Als de machine geen standaardflens bezit, richt de machine dan passend op de werkmachine
uit.
Handelwijze
De machineas moet bij het optillen horizontaal zijn, de flens moet parallel met de tegenfles
uitgericht zijn, zodat klemmen en vastzetten worden vermeden. Anders kan dit de centrering
schaden.
1. Vet de centreerflens met montagepasta in om de procedure te vergemakkelijken.
2. Schroef de twee stabouten aan de tegenoverliggende kanten in de flenswinding van de
werkmachine. De stabouten dienen als positioneerhulp.
3. Plaats de machine langzaam over de werkmachine in de centrering, zodat deze nog net geen
contact maakt. Bij te snel neerzetten kan de centrering worden beschadigd.
4. Draai de machine indien nodig in de juiste positie, zodat de flensboringen in het midden
boven de schroefdraadboringen liggen.
5. Zet de machine volledig op de tegenflens neer, zodat deze volledig rust en verwijder de
stabouten.
6. Fixeer de machine met de flensbevestigingsbouten.
5.4.7
Precisie van het uitlijnen
Maatnauwkeurigheid bij het uitlijnen
De coaxialiteit van de assen van de elektrische machine en de werkmachine mag een diameter
van 0,05 mm niet overschrijden.
72
Type 1MB5 - Ashoogte 400/450
Bedieningshandleiding, 04/2023, A5E52802435A