3.3.1
Koeling, ventilatie
De oppervlaktekoeling is afhankelijk van de uitvoering.
Eigen ventilatie (standaard): Koelmethode IC 411 volgens EN / IEC 60034-6
Aan de NDE-zijde van de behuizing van de stator is een ventilatorkap voor de geleiding van de
buitenlucht aangebracht. De buitenlucht wordt door openingen in de ventilatorkap aangezogen
en stroomt axiaal via de buitenste koelribben van de behuizing. Het ventilatorwiel voor de
buitenste koelluchtstroom is op de machine-as aangebracht.
De ventilatorwielen functioneren onafhankelijk van de draairichting.
Controleer bij frequent schakel- of rembedrijf resp. bij constante toerentalregeling onder het
nominale toerental de koelwerking.
Bij tweepolige motoren zijn de wielen van de ventilator afhankelijk van de draairichting.
Oppervlaktekoeling door relatieve beweging van de koellucht (optie): Koelmethode IC 418
volgens EN / IEC 60034-6
Gesloten machine, ventilatorloze koeling van het behuizingsoppervlak met externe
koelluchtstroom. Aanduiding van de benodigde koelluchtstroom op aanvraag.
Externe ventilatie (optioneel): Methoden van koeling IC 416 volgens IEC / EN 60034-6
Een toerentalonafhankelijke koeling wordt gerealiseerd door een module die onafhankelijk van
de bedrijfstoestand functioneert (externe ventilatie). Deze bouwgroep is extern afgesloten met
een ventilatorkap. Ze beschikt over een eigen hoofdaandrijving met ventilatorwiel dat de
koelluchtstroom opwekt voor de koeling van de machine.
Type 1MB5 - Ashoogte 400/450
Bedieningshandleiding, 04/2023, A5E52802435A
Omschrijving
3.3 Opbouw
31