6. Sluit de kabeluiteinden volgens het schakelschema op de klemmen aan. Het schakelschema
vindt u in het deksel van de aansluitkast.
Meer informatie hierover vindt u in het hoofdstuk "Kabels aansluiten ..."
7. Controleer de kabelschroefverbindingen op dichtheid en of ze goed vast zitten. Sluit de
gebruikte schroefdraden of boorgaten vakkundig af zodat de IP-beschermingsklasse is
gewaarborgd. De IP-beschermingsklasse vindt u op het vermogensplaatje.
Zie ook
Kabel aansluiten met kabelschoenen (Pagina 87)
Kabel aansluiten zonder kabelschoenen (Pagina 89)
6.7.2
Kabels installeren
• Installeer de kabels volgens IEC / EN 60364-5-52.
• Voor vaste leidingen gebruikt u EMC- en Ex-gecertificeerde kabelschroefverbindingen met
trekontlasting. De kabelschroefverbindingen bevestigt u in de schroefdraden van de
afschroefbare invoerplaat. De kabelschroefverbindingen zijn niet inbegrepen in de
leveringsomvang.
Controleer en neem de voorwaarden voor de inbouw en het bedrijf in acht die in het
certificaat voor deze schroefverbindingen zijn vastgelegd.
• Voor niet vaste leidingen gebruikt kabelinvoeren met trekontlasting die tegen verdraaien zijn
beveiligd.
• Gebruik geïsoleerde leidingen waarvan de isolatie via EMC-kabelschroefverbindingen over
een groot vlak leidend verbonden is met de aansluitkast van de machine.
• Breng vrijliggende aansluitleidingen dusdanig in de aansluitkast aan dat de aardleiding met
extra lengte is aangebracht en de isolatie van de leidingsaders niet kan worden beschadigd.
• Indien verbindingsrail uit aluminium zijn gemonteerd, moet u tussen de kabelschoen en de
aansluitrail een onderlegring uit staal aanbrengen. Hiermee wordt contactcorrosie
voorkomen.
• Sluit niet gebruikte schroefdraden of boorgaten vakkundig af zodat de IP-
beschermingsklasse is gewaarborgd. De IP-beschermingsklasse vindt u op het
vermogensplaatje. Vervang niet gebruikte kabelschroefverbindingen door gecertificeerde
afsluitschroeven.
6.7.3
Kabel aansluiten met kabelschoenen
1. Kies de kabelschoenen afhankelijk van de benodigde kabeldoorsnede en het formaat van
bevestigingsschroeven of bouten uit. Informatie over de maximale kabeldoorsnede voor de
standaarduitvoering van de aansluitkast vindt u in de catalogus.
Schuin plaatsen van de aanvoerkabel is alleen toegestaan wanneer de benodigde minimale
luchtafstanden worden nageleefd.
2. De uiteinden van de geleiders dienen zodanig te worden geïsoleerd dat de resterende isolatie
bijna tot aan de kabelschoen
Type 1MB5 - Ashoogte 400/450
Bedieningshandleiding, 04/2023, A5E52802435A
①
reikt. Sluit per kabelschoen slechts één geleider aan.
Elektrische aansluiting
6.7 Kabelaansluiting
87