WAARSCHUWINGSLAMPJES
De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND, HET UITRUSTINGSNIVEAU EN EVENTUELE
OPTIES VAN DE AUTO.
™
Waarschuwingslampje autogor-
del voorin
Het gaat branden bij het starten van de
motor en daarna, als de autogordel van de
bestuurder of de passagier voorin (als de
stoel bezet is) niet is vastgemaakt en wan-
neer de auto ongeveer 20 km/uur heeft be-
reikt, knippert het en klinkt een geluidssig-
naal gedurende ongeveer 120 seconden.
NB: een voorwerp op de zitting van de pas-
sagiersstoel kan in sommige gevallen het
waarschuwingslampje inschakelen.
Controlelampje van de correc-
tiesystemen tijdens het rijden
Raadpleeg de paragraaf "Correctiesystemen
tijdens het rijden" in hoofdstuk 2.
(4/4)
x
Waarschuwingslampje antiblok-
keersysteem
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact en dooft na enkele seconden. Als
het niet dooft na het aanzetten van het con-
tact of als het oplicht tijdens het rijden, wijst
dit op een storing in het antiblokkeersys-
teem van de wielen. Er kan dan met de auto
worden geremd als bij een auto zonder ABS:
Raadpleeg snel een merkdealer.
}
Waarschuwingslampje handrem
of automatische parkeerrem
vastgezet
Raadpleeg
paragraaf
"Automatische parkeerrem" in hoofdstuk 2.
u
á
k
g
f
˜
"Handrem"
of
–
Controlelampje markeringslicht
Controlelampje grootlicht
Controlelampje dimlicht
Controlelampje
mistlichten
voor
Controlelampje mistachterlicht
Controlelampje richtingaanwij-
zers rechts
Controlelampje richtingaanwij-
zers links
1.47